Hoofdstuk 1: Introductie Flashcards

(27 cards)

1
Q

Wat zijn omgevingsfactoren?

A

Bij omgevingsfactoren gaat het om de sociale en fysieke leefomgeving van iemand. Dit heeft veel invloed op de gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke invloeden hebben invloed op ons dagelijks voedsel?

A

De voedingsindustrie, agrarische landbouw, industriële landbouw en monocultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is RI?

A

De referentie inname is een aanbeveling voor de gemiddelde gezonde persoon om niet ziek te worden, zonder rekening houden met iemands geslacht, leeftijd of persoonlijke situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Orthomoleculaire Geneeskunde?

A

Het houdt in dat de biochemische processen in het lichaam in balans worden gebracht of juist in balans moeten blijven met de juiste voeding, leefstijl, beweging en zingeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Orthomoleculaire voedingsleer?

A

Een leer gericht op dat we via onze voeding al onze voedingsstoffen proberen binnen te krijgen. Hierin zitten alle moleculen die het lichaam nodig heeft om te kunnen functioneren en gezond te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het doel van orthomoleculaire geneeskunde?

A

Het voorkomen, handhaven en opheffen van gezondheidsklachten bij lichte en chronische aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een lichte aandoening

A

Voorbeelden: verkoudheid, hoofdpijn, buikpijn, jeuk, vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een chronische aandoening

A

Voorbeeld: Reuma, astma, diabetes, COPD, Hart en vaatziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarop is de geneeskunde van vandaag op gebaseerd?

A

Het is gebaseerd op evidence-based medicine. Conclusies trekken op basis van empirisch bewijs. Er moet dus een logische verklaring zijn tussen oorzaak en gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn degeneratieve ziektes?

A

Degeneratie betekent geleidelijk minder worden van 1 of meer lichaamsfuncties na verloop van jaren. Een progressief verloop van ziektebeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem een voorbeeld van een degeneratieve ziekte

A

Parkinson, Alzheimer, kanker, reuma, diabetes, hart en vaatzieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het gevolg van de manipulaties op onze voeding?

A

De voedingswaarde neemt zwaar af waardoor wij onze aanbevolen behoefte niet genoeg binnen krijgen uit onze voeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een absoluut te kort?

A

Een té lage waarde van een voedingsstof die ons lichaam nodig heeft. Ons lichaam kan niet meer fatsoenlijk functioneren waardoor een gebreksziekte ontstaat, bijvoorbeeld scheurbuik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een relatief te kort?

A

Dit ontstaat als iemand niet de juiste hoeveelheid voedingsstoffen binnen krijgt om gezond te zijn. Het lichaam is niet ziek maar ook niet fit. Hierdoor onstaan vage gezondheidsklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ADH?

A

Aanbevolen dagelijks hoeveelheid. Dit is vaak te weinig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de minimale dosering?

A

De hoeveelheid van een micronutrient die dagelijks wordt ingenomen om een absoluut te kort te voorkomen.

17
Q

Wat is de optimale dosering?

A

De hoeveelheid van een micronutrient die dagelijks wordt ingenomen om een relatief te kort te voorkomen.

18
Q

Wat is de optimale ondergrens?

A

Een te kort aan een voedingsstof

19
Q

Wat is de optimale bovengrens?

A

Teveel van een bepaalde voedingsstof waardoor dit zelfs schadelijk zou kunnen zijn.

20
Q

Hoe snel is de werking van voedingsstoffen zodra iemand een gezond eetpatroon volgt?

A

De snelheid van een eetpatroon verschilt per persoon omdat elk ander lichaam andere soort prioriteiten heeft waar die voedingstoffen terecht komen. Dat deel van het lichaam heeft het dus zo snel mogelijk en het meest mogelijk nodig.

21
Q

Wat zijn kortetermijn effecten?

A

Dit zijn effecten die je binnen een paar weken of maanden ziet voorkomen in het lichaam als je de juiste voedingsstoffen eet.

22
Q

Wat zijn langetermijneffecten?

A

Dit zijn effecten die voorkomen binnen consistent een jaar of langer door de juiste voedingstoffen te eten.

23
Q

Noem voorbeelden op van lichaamsystemen waarmee het beter zou kunnen gaan als je gezonder eet

A

-Spijsverteringsysyeem
-Zuur-basesysteem
-Hormonaalsysteem
-Circulatiesysteem
-Neurotransmittersysteem
-Immuunsysteem

24
Q

Wat zijn vrije radicalen?

A

Anatomen of moleculen die 1 of meerdere elektronen missen. Ze zijn erg onstabiel en gaan dus opzoek naar andere moleculen om daar een elektron bij te stelen. Hierdoor onstaan schade in lichaamweefsels en kunnen er dus ontstekingen, ziektes, ongecontroleerde celdeling plaatsvinden en oxidatieve stress onstaan.

25
Waar in de buitenwereld zitten nog meer van deze vrije radicalen?
Uv straling, roken, alcohol, drugs, luchtverontreiniging, bewerkt voedsel
26
Wat zijn antioxidanten?
Antioxidanten zijn moleculen die 1 elektron weg kunnen geven aan vrije radicalen waardoor beide stabiel blijven. Zo worden vrije radicalen onschadelijk en geneutraliseerd. Ze repareren ook de beschadiging die is veroorzaakt door vrije radicalen.
27
Voor welke soort groepen mensen zijn antioxidanten extra nodig?
-Mensen met chronische aandoeningen -Alcoholisten en rokers -Ouderen -Sporters -Mensen met negatieve stress en psychische klachten -Mensen met een ongezond voedingspatroon