Hoofdstuk 1: neuroanatomie en neurofysiologie Flashcards

(42 cards)

1
Q

Uit welke soorten cellen is het centrale zenuwstelsel opgebouwd?

A
  1. neuronen: informatieoverdracht
  2. gliacellen: steun en structuur, voeding, verzorgen van het basaal metabolisme van het zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 groepen functionele neuronen zijn er?

A
  1. afferente neuronen: aanvoerende banen
    - van het lichaam naar de hersenen
    - alle sensbiebele banen
    - wat zintuigen opnemen vanuit omgeving + signalen van organen binnen het lichaam
  2. efferente neuronen: afvoerende banen
    - van de hersenen naar het lichaam
    - alle motorische banen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de functies van gliacellen?

A
  • ondersteunende rol
  • zorgen voor goed metabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke verschillende soorten gliacellen zijn er en wat zijn hun specifieke functies?

A
  • oligodendrocyten: bouwen de myelineschedes
  • asterocyten: bouwstenen bloed-hersenbarrière
  • microglia: opruimers en immuuncellen
  • ependymcellen: vormen barrière tussen hersenvocht en hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de verschillende delen van het centrale zenuwstelsel?

A
  • grote hersenen
  • kleine hersenen
  • ruggenmerg
  • heiligbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de algemene principes van het centrale zenuwstelsel

A
  • sensibele en motorische functies zijn gescheiden
  • gekruiste banen
  • anatomie en functies zowel symmetrisch als asymmetrisch
  • hiërarchisch en parallel
  • functies zijn zowel gelokaliseerd als verspreid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de functies van het cerebrum?

A
  • gewilde motoriek
  • ontvangt en interpreteert sensibele informatie
  • hogere niveau functies
  • linker hemisfeer: taal, handdominantie, rekenen, analyse en logisch denken
  • rechter hemisfeer: kunst, muziek, vormherkenning en emotionele respons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke hersenkwabben zijn er?

A
  • frontale kwab
  • pariëtale kwab
  • temporale kwab
  • occipitale kwab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn gyri en sulci?

A

-gyrus: hersenwinding
- sulcus: hersengroef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van gyri en sulci?

A

Indeling zorgt ervoor dat er veel meer cellen aanwezig kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt grijze en witte stof in?

A
  • grijze stof: cellichamen van neuronen
  • witte stof: uitlopers, axonen, myeline, gliale weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de verschillende functionele gebieden van de hersenschors?

A
  • primaire cortex: sensibele info komt toe/efferente info vertrekt zonder veel verwerking
  • secundaire/unimodale cortex: verdere verwerking van één functie
  • multimodale associatiecortex: info van verschillende unimodale associatiegebieden verwerken (integratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn witte stofbanen?

A

Connecties tussen verschillende hersengebieden en naar het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verschillende delen van de hersenstam?

A
  • mesencephalon
  • pons
  • medulla oblongata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vitale functies regelt de medulla oblongata?

A
  • ademhaling
  • bloeddruk
  • slikken
  • hoesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de verschillende delen van het diëncephalon?

A
  • thalamus
  • hypothalamus
  • hypofyse
  • epifyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de functies van de thalamus?

A
  • sorteercentrum van sensorische input
  • selectiestation van aandacht
18
Q

Wat zijn de functies van de hypothalamus?

A
  • reguleren van interne huishouding (homeostase) van het lichaam
  • controleren van hypofyse
19
Q

Wat zijn de functies van de hypofyse?

A
  • hormonale functies
  • HPA-as
20
Q

Wat zijn de verschillende delen van de hypofyse?

A
  • neurohypofyse
    • ADH (regeling water en zoutbalans)
    • oxytocine
  • adenohypofyse
    • schildklier
    • bijnieren
    • geslachtsklieren
21
Q

Hoe werkt de HPA-as?

A
  • hypothalamus geeft signaal naar hypofyse
  • hypofyse maakt ACTH aan
    -ACTH zorgt ervoor dat bijnieren stresshormonen gaan produceren
  • Als genoeg stresshormonen gaat signaal teruggestuurd worden naar hypothalamus
  • hypothalamus geeft door aan hypofyse dat er minder ACTH moet aangemaakt worden
22
Q

Wat zijn de functies van de epifyse?

A

Productie van melatonine (regelt slaap-waakcyclus)

23
Q

Waarvoor is het cerebrum verantwoordelijk?

A
  • coördinatie van bewegingen
  • evenwicht
  • spiertonus
  • finetuning van de motoriek
24
Q

Waarvoor zijn de basale ganglia belangrijk?

A

Controle van motorische functies (vb. ziekte van Parkinson)

25
Wat zijn de verschillende delen van de basale ganglia?
- putamen - globus pallidus - nucleus subthalamicus - nucleus caudatus - substantia nigra
26
Wat zijn de functies van het limbisch systeem?
- emotieregulatie - geheugen
27
Wat zijn de verschillende delen van het limbisch systeem?
- gyrus cinguli - thalamus - hippocampus - amygdala
28
Wat zijn de belangrijkste gebieden waar emoties ontstaan?
- frontaal - orbitofrontale en prefrontale cortex - anterieure cingulaire cortex - temporaal - amygdala - hypothalamus - hersenstam - zenuwkernen
29
Wat zijn de 3 hersenvliezen?
1. dura mater 2. arachnoid 3. pia mater
30
Wat zijn de functies van het ventrikelsysteem en het hersenvocht?
- schokdemping - voeding in het metabolisme van de hersenen
31
Welke delen van de hersenen voorziet de a. basilaris van bloed?
- cerebellum - pons
32
Welke bevloeiingsgebieden zijn er?
- a. cerebri media: grootste deel hemisferen - a. cerebri anterior: frontale kwab en corpus callosum - a. cerebri posterior: occipitale kwab, hersenstam en klein deeltje temporele kwab
33
Wat zijn de 12 paar craniale zenuwen?
1. N. olfactorius: reukzenuw 2. N. opticus: oogzenuw 3. N. oculomotorius: deel van oogbeweging 4. N. trochlearis: bepaalde oogbewegingen 5. N. trigeminus: sensibiliteit gelaat 6. N. abducens: oogmotoriek 7. N. facialis: motoriek van gelaat 8. N. vestibulocholearis: evenwicht en gehoor 9. N. glossopharyngeus: motoriek en sensibiliteit in keel en mondholte 10. N. vagus: brengt sensibele informatie van alle interne organen naar hersenen 11. N. accesorius: beweging nek en schouders 12. N. hypoglossus: motoriek van de tong
34
Welke verschillende soorten types van zichtveldverlies zijn er?
- letsel voor kruising: verlies van alle info in één oog -letsel na kruising: verlies van specifiek deel van het gezichtsveld - letsel in chiasma: verlies van beide laterale gezichtsvelden - verder naar achteren: gedeeltelijke uitval van gezichtsveld - letsel helemaal ter hoogte van occipitale visuele cortex: verlies van scherpte van het zicht
35
Welke zenuwen zijn verantwoordelijk voor oogbewegingen?
- N. III: nervus oculomotorius - N. IV: nervus trochlearis - N. VI: nervus abducens
36
Wat zijn de 3 takken van de nervus trigeminus?
1. nervus opthalamicus: voorhoofd en neus 2. nervus maxillaris: bovenkaak 3. nervus mandibularis: onderkaak
37
Wat zijn de 2 takken van de nervus faciales?
1. facialis superior: bilaterale bezenuwing 2. facialis inferior: enkel gekruiste vezels (schade -> afhangende mondhoek)
38
Welke 2 manieren van informatieoverdracht bij neuronen zijn er?
1. elektrische communicatie 2. chemische communicatie
39
Wat zijn enkele belangrijke neurotransmitters en hun functies?
- glutamaat: algemene excitatorische NT - GABA: algemene inhibitorische NT - substance P: signaleert pijn - endorphine: pijnmodulatie - serotonine: slaapt, stemming, eetlust - dopamine: beweging en plezier - norepinephrine: sympatische ZS, arousal en stemming - acetylcholine: parasympatische ZS, motoriek en geheugen
40
Wat is de pathologie bij een tekort aan serotonine, noradrenaline en dopamine?
- serotonine - angst - depressie - slaap- en eetlluststoornissen - noradrenaline - verminderde aandacht en concentratie - geheugenstoornissen - dopamine - gebrekkige motivatie - anhedonie
41
Wat is het verschil tussen het autonome en het willekeurige zenuwstelsel?
autonome zenuwstelsel - controlecentrum: hypothalamus - niet onder controle -orthosympatisch en parasympatisch zenuwstelsel willekeurig zenuwstelsel - onder controle van onze wil - piramidebanen
42
Wat is het verschil tussen het orthosympatisch en het parasympathisch zenuwstelsel?
orthosympatisch zenuwstelsel - geactiveerd bij stress, lichamelijke inspanning - NT: noradrenaline en adrenaline parasympathisch zenuwstelsel - geactiveerd in rusttoestand - NT: acetylcholine