hoofdstuk 12 Flashcards

(27 cards)

1
Q

4 componenten van emotie:

A
  1. cognities
  2. gevoelens
  3. acties
  4. fysieke veranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

James-Lange theorie

A

autonome opwinding en reacties van het skelet komen eerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

syndroom van Bradbury-Eggleston

A

output van het autonome zenuwstelsel naar het lichaam werkt niet of nauwelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Activiteit in de linkerhersenhelft

A

Behavioral Activation system, gekenmerkt door:

  • lage tot matige autonome opwinding
  • neiging tot toenadering
  • blijdschap of woede
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Agressief en anti-sociaal gedrag komt vaker voor bij mensen met ..

A

aanleg + slechte jeugd
- Lagere niveaus van MAO + mishandeld in hun jeugd
Mannen met een hoog percentage totesteron > meer agressief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Testosteron effect

A

 Vermindert het vermogen om een boze gezichtsuitdrukking bewust te herkennen
 Verhoogt reacties in emotiegerelateerde delen van het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Schade aan de amygdala

A

 Geen voorkeuren meer, beoordelen alles ongeveer gelijk
 Moeite met herkennen van expressies van gezichten
 Verplaatsen van aandacht naar emotionele stimuli is beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Paniekstoornis hersenafwijkingen

A
  • Afwijkingen in de hypothalamus
  • Verminderde activiteit van GABA
  • Toegenomen niveaus van orexine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hersenafwijkingen PTSD:

A
  • Kleinere hippocampus

- Schade aan de amygdala > vaak geen PTSD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benzodiazepinen werking

A

 Binden aan bepaalde ontvangers van het GABA-a-complex
 Trekken makkelijker de transmitter GABA naar zich toe
 Chloorkanalen openen zich in het membraan
 Instromen van negatieve chloorionen
 Cel hyperpolariseert
 Kans op een actiepotentiaal is kleiner
 Effect = inhibitior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedragsgeneeskunde

A

= legt de nadruk op de effecten op de gezondheid van voeding, roken, beweging, stressvolle gebeurtenissen en ander gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Generale adaptiesyndroom

A

een gegeneraliseerde reactie op stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Generale adaptiesyndroom fase 1

A
  1. Alarmfase: verhoogde activiteit van het sympatische zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Generale adaptiesyndroom fase 2

A
  1. Weerstandfase = activiteit van sympatische zenuwstelsel neemt af
     Bijnierschors scheidt cortisol en andere hormonen af die verlengde alertheid onderhouden en zorgen voor het vechten tegen infecties en helen van wonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Generale adaptiesyndroom fase 3

A

persoon is kwetsbaar, omdat het zenuwstelsel en het immuunsysteemniet genoeg energie hebben om goed te blijven herinneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 systemen die in werking worden gezet bij stress:

A
  1. Autonome zenuwstelsel

2. HPA-as = hypothalamus, hypofyse, en de bijnierschors

17
Q

ACTH

A

 Bijnierschors wordt aangezet tot de productie van hormonen, waaronder cortisol
 Snellere stofwisseling
 Verhoging bloedsuikerspiegel
 Vergrote activiteit in de cellen
 Versterkt activiteit van het immuunsysteem

18
Q

leukocyten

A

witte bloedlichamen

19
Q
  • B-cellen
A

rijpen in het beenmerg, binden zich aan het antigen en produceren antilichaam

20
Q

Antilichaam

A

= merkt of verzwakt het antigen

- Scheiden een antistof af

21
Q

Antistof

A

y-vormige eiwitten die zich binden aan antigenen

22
Q

Antigenen

A

vreemd materiaal aan onbekende proteïnesop het oppervlak die zorgen voor een aanval van witte bloedlichamen

23
Q
  • T-cellen
A

rijpen in de thymus, vallen indringers direct aan, sommige helpen andere T- of B- cellen met vermenigvuldigen

24
Q
  • Natural killer cells
A

vallen tumorcellen en virus geïnfecteerde cellen aan

25
Cytokines
worden door T-cellen geproduceerd om te vechten tegen infecties en om te communiceren met de hersenen - Mechanisme van het immuunsysteem om te vertellen aan het brein dat het lichaam ziek is
26
Prostaglandinen
worden door het immuunsysteem geproduceerd, zijn aanvullende chemicaliën die slaperigheid versterken
27
Psychoneuroimmunologie
manieren waarop ervaringen het immuunsysteem veranderen en hoe hoe het immuunsysteem het CNS beïnvloedt