Hoofdstuk 12 Flashcards
(49 cards)
waar richt marketing communicatie zich op?
verkoop van diensten en producten.
wat zijn de vier p’s in de marketing mix
product, prijs, plaats en promotie en personeel hoort er ook bij.
wat is business to business?
lange aankooptrajecten waarbij meerdere mensen betrokken zijn.
wat zijn de positioneringsvormen?
de informationele, de transformationele en de tweezijdige positionering.
wat wordt bedoeld met een informationele positionering?
hierbij worden concrete, functionele eigenschappen benadrukt.
wat wordt bedoeld met een transformationele positionering?
hierbij wordt een merk verbonden met de waarden enleovenstijl van de consument.
wat wordt bedoeld met een tweezijde positionering?
hierbij worden zowel de producteigenschappen als de emotionele waarden gecomunniceerd.
wat is operationele excellence?
hierbij gaat het om zeer efficiënt werken in een organisatie.
wat is customer intimacy?
hierbij draait het om excellente relaties met de klanten en een optimale service verlenen.
wat is product leadership?
hierbij gaat het om innovatie en als eerste met nieuwe producten komen.
wat is thought leadership
hier wordt de organisatie gezien als een changemaker die bestaande ideeën en concepten in een sector verandert.
waar lijdt een sterke positie naar in de beleving van consumenten toe?
een duidelijke en onderscheidende plaats van het merk ten opzichte van de concurrentie.
welke vier elementen beschrijft de positioneringsruit?
- merk
- doelgroep
- concurrentie
- trends
wat creëert een merk?
bekendheid: de merkkennis.
emotionele band met de klanten: merkvoorkeur
het herinnert klanten eraan om opnieuw bij de organisatie te kopen: merkloyaliteit.
wat is segmenteren?
hierbij deel je de doelgroep op in kleinere delen.
dit kan door: demografie, geografie, psychografie of behavior.
waar gaat het om bij het see-think-do-care-model?
om bekendheid, overweging, actie en loyaliteit.
bij een concurrentieanalyse kan branchmarking handig zijn. wat is dat?
je vergelijkt de prestaties van de organisatie van de organisatie met andere organisaties uit de sector. bij branchmarking kijk je naar organisaties in andere sectoren.
wat is het verschil tussen mega trends en microtrends?
megatrends zijn langdurige ontwikkelingen me vee impact op de organisatie. microtrends spelen in een bedrijf of een sector.
bij een destep analyse kijk je naar?
D=demografische factoren
E=economische factoren
S=sociaal-culturele factoren
T=technologische factoren
E=ecologische factoren
P=politiek-juridische factoren
Behavioristisch
segmentatie op basis van het koopgedrag, de gebruiksfrequentie en de gebruikssituatie.
benchmarking
vergelijken van de eigen prestaties met die van de toonaangevende concurrenten uit de sector.
branding
het ontwikkelen en managen van alle associaties die mensen hebben bij het zien, horen, voelen en ruiken van een merk.
customer relationship management (CRM)
de manier waarop een organisatie de relatie en interactie met (potentiële) klanten beheerd.
decision making unit (DMU)
tijdelijke of vaste groep mensen in een organisatie die actief is en een organisatie bij de beslissing over een aankoop.