Hoofdstuk 12 Flashcards
(77 cards)
1
Q
de bewolking
A
cloud cover
2
Q
het blad
A
leaf
3
Q
de boom
A
tree
4
Q
de lucht
A
sky
5
Q
de paraplu
A
umbrella
6
Q
de schaduw
A
shadow
7
Q
de storm
A
storm
8
Q
de verte
A
distance (further)
9
Q
de wolk
A
cloud
10
Q
bedoelen
A
(to) mean
11
Q
hopen
A
(to) hope
12
Q
stormen
A
(to) storm
13
Q
wennen
A
(to) get used to
14
Q
alle
A
all
15
Q
bewolkt
A
cloudy
16
Q
donker
A
dark
17
Q
heet
A
hot
18
Q
koel
A
cool
19
Q
omdat
A
because
20
Q
ongeveer
A
about (average)
21
Q
zonnig
A
sunny
22
Q
de bliksem
A
lightning
23
Q
de bui
A
shower (of rain, snow or hail)
24
Q
de donder
A
thunder
25
de graad
degree (celsius)
26
de hagel
hail
27
de kans
chance
28
de mist
fog
29
de neerslag
precipitation (rain, snow, hail...)
30
het onweer
thunderstorm
31
de periode
period (of time)
32
de sneeuw
snow
33
het strand
beach
34
de temperatuur
temperature
35
de thermometer
thermometer
36
het weerbericht
weather forecast
37
de windkracht
wind force (speed)
38
de zee
sea
39
meten
(to) measure
40
fris
fresh (nice cool weather)
41
zoals
as (like)
42
de atlas
atlas (maps)
43
het gras
grass
44
de hemel
heaven (the sky above clouds)
45
de herst
autumn
46
het jaargetijde
time of the year
47
de lente
spring
48
het seizoen
season
49
de wereld
world
50
de winter
winter
51
de zomer
summer
52
groeien
(to) grow
53
ontstaan
(to) arise
54
sneeuwen
(to) snow
55
uitkomen
(to) hatch (come out)
56
verlangen
(to) desire
57
verwachten
(to) expect
58
vriezen
(to) freeze
59
plaatselijk
local
60
het gebied
area
61
het ijs
ice
62
de omgeving
environment
63
de rivier
river
64
de streek
region (smaller)
65
de titel
title
66
de warmte
warmth
67
beschermen
(to) protect
68
dreigen
(to) threaten
69
hagelen
(to) hail
70
voorkomen
(to) prevent
71
zakken
(to) fail
72
alles
everything
72
bijvoorbeld
for example
72
glad
slippery
73
namelijk
namely
74
onder andere
among other things
75
zo'n
?one of those?
