Hoofdstuk 12. De cognitieve ontwikkeling in de schooltijd. Flashcards
(41 cards)
Concreet-operationeel stadium
De periode van cognitieve ontwikkeling tussen het zevende en twaalfde levensjaar die wordt gekenmerkt door het actieve en juiste gebruik van logica.
Decentrerren
Het vermogen om rekeningen te houden met verschillende aspecten van een situatie.
Reversibiliteit
Het vermogen om een uitgevoerde handeling (in gedachten) weer terug te draaien.
Herinnering
Het proces waarmee informatie gecodeerd, opgeslagen en weer teruggehaald wordt.
retrieval
Het proces van het terughalen van informatie wat opgeslagen is.
driesystemenbenadering
Een benadering van het geheugen die stelt dat er drie verschillende opslagsystemen of stadia zijn: het sensorisch (zintuiglijk) geheugen, het kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen.
Metageheugen
Het begrijpen van de processen die ten grondslag liggen aan het geheugen
Geheugenstrategieën
Doelbewuste tactieken ter verbetering van de cognitieve verwerking.
Mnemoniek/geheugenkkunst
Technieken om informatie te ordenen dat het gemakkelijk wordt om de informatie te onthouden. (b.v. een ezelsbruggetje)
Sleutelwoordstrategie
Bij het leren van een vreemde taal worden twee worden die in klank op elkaar lijken aan elkaar gekoppeld om zo de betekenis beter te onthouden
Organisatie (in de zin van geheugenstrategie)
het in categorieën onderbrengen van materiaal.
Cognitieve elaboratie
Koppeling van mentale beelden aan de informatie die iemand wil onthouden.
Mindmap
Diagram waarin een centraal thema omgeven wordt door gerelateerde onderwerpen en subonderwerpen
metalinguïstisch bewustzijn
Het begrijpen van de eigen taalgebruik
Dyslexie
Specifieke leerstoornis gekenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en /of spellen op woordniveau.
Afasie
Een taalstoornis waarbij je taalvermogens aangetast zijn of verdwenen als gevolg van hersenletsel. Anders dan bij bijvoorbeeld dementie, worden de geestelijke vermogens van de patiënten in de regel niet aangetast.
Intelligentie
Het vermogen om de wereld te begrijpen, rationeel te denken en effectief middelen in te zetten als mensen geconfronteerd worden met problemen.
Mentale leeftijd
Het gemiddelde intelligentieniveau van mensen van een bepaalde kalenderleeftijd
Intelligentiequotiënt (IQ)
Een score die de verhouding uitdrukt tussen iemand mentale leeftijd en zijn kalenderleeftijd
Wechsler-intelligentietest voor volwassenen (WAIS-IV)
Een instrument dat de algemene intelligentie, het IQ, van adolescenten en volwassenen meet. De vijftien subtests van de WAIS-IV-NL meten uiteindelijk de factoren verbaal begrip, perceptueel redeneren, werkgeheugen en verwerkingssnelheid
Wechsler-intelligentietest voor kinderen (WISC-V)
Een instrument om met behulp van een individuele testafname de cognitieve capaciteiten van kinderen van zes t/m zestien jaar in kaart te brengen.
CHC-model
Een van de meest actuele modellen van de structuur van intelligentie
BCV
Brede cognitieve vaardigheden (in het CHC model)
NCV
Nauwe cognitieve vaardigheden (in het CHC model)