Hoofdstuk 13 Flashcards
(22 cards)
Sociale cognities
Is het denken over de percepties, gedachten, emoties en motieven en gedragingen van zichzelf.
False belief task
die onderzoekt welke (foutieve) overtuigingen iemand heeft en hoe deze ons gedrag beïnvloeden
Theorie of Mind
Inzicht dat mensen gevoelens, overtuigingen en intenties hebben
Gedeelde aandacht/gezamelijke aandacht
Wordt ontwikkeld rond 9e maand. Tegelijketijd verzorger en obeject kunnen bekijken.
Begrip van intenties
1e maand geboorte.
Doen alsof
1e levensjaar, handelingen imiteren
Emtioneel begrip
2e levenjaar. Begrip andermans emoties
Taalervaring
Dove kinderen kunnen met gebaren communiceren
Emotionele component
Gevoelens
Cognitieve component
Hoe we denken over goed en kwaad en hoe we keuzes maken over ons gedrag
Gedragscomponent
Gedrag wanneer je bv iemand in nood ziet of wanneer je iets wil stelen
Stadia van morele ontwikkeling
Niveau 1: Preconventionele moraal; De regels zijn extern en niet geïntentiseerd
Stadium 1: straf en gehoordzaamheidsoriëntatie. Of iets goed of fout is hangt af van de gevolgen.
Stadium 2: instrumenteel hedoisme: Een persoon volgt de regels om persoonlijke behoefte te bevredigen. Vooral om wat de persoon er voor terug krijgt
Niveau 2: conventionele moraal. Het individu heeft geïnternaliseerde morele waarde. Respect voor andere, meer belangstelling voor perspectief van de ander.
Fase 3: “goed kind” moraal. Iets is goed als andere het goed vinden/
Stadium 4: Moraal van autoriteit: Iets is goed als het in oversteemstemming is met de regels van het gezag en als het de samenleving helpt.
Niveau 3: Post-conventionele moraal: Het individu beoordeelt wat goed is in termen van rechtbeginselen. Afweging maken tussen moreel en de wet
Stadium 5: contractmoraal: individuele rechten en democratische wetten. In deze sociale contracten is er behoefte aan democratisch opgestelde wetten zodat iedereen het met elkaar eens is
Stadium 6: Moraliteit van individuele bewustzijnsprincipes: Een individu beoordeelt wat goed of fout is op basis van zelfgeschapen principes. Deze principes worden opgesteld door zelfreflectie, waarbij iedereen baat zou moeten hebben bij de principes.
Het sociale informatieverkingsmodel
Dogde; verklaring voor agressief gedrag.
Onze reacties op frustratie, woede of provocatie hangen af van de manier waarop we signalen in situaties verwerken en interpreteren. Wanneer iemand wordt geprovoceerd, zijn er zes stappen waarin informatie wordt verwerkt.
- Encoding cues: je gaat op zoek naar cues in de situatie en registreert ze. Een agressieve jongere heeft vaak een vijandige attributiebias en zal signalen sneller als vijandig interpreteren.
- Interpretatie van signalen: het interpreteren van de situatie en de motieven van anderen. Agressieve jongeren met een vijandige attributiebias zullen aannemen dat de ander hen wil kwetsen.
- Doelen verduidelijken: je formuleert doelen in de situatie. Agressieve jongeren zullen het verlangen naar wraak als doel hebben.
- Zoeken naar reacties: u gaat verschillende reacties op de situatie bedenken. In het geval van een agressieve jongere zullen dit minder reacties zijn, waarbij de meeste reacties agressief van aard zullen zijn.
- Een reactie kiezen: kies uit alle verschillende reacties die je hebt bedacht de beste. Agressieve jongeren zien voordelen in agressieve reacties op de situatie.
- Gedragsbeoordeling: het uitvoeren van de gekozen reactie. Agressieve jongeren gedragen zich agressief.
PYD positive youth development
5 C’s
Competentie
Vertrouwen
Karakter
Verbondenheid
Zorgzaamheid
Kohlberg en Bandura
Preconventioneel denken: werken volgens straffen en belonen
Coventioneel denken: Moraliteit draait om de regels van de samenleving volgen
Post-conventioneel: morele code overstijgt de regels van de maatschappij
Ontwikkeling van sociaal-cognitieve vaardigheden
- Vijf tot zeven jaar: beter begrip dat het gedrag van mensen niet altijd hun gedachten en gevoelens weerspiegelt.
- Tegen het einde van de basisschool: complexe tweede-orde-overtuigingen: dat mensen gedachten/opvattingen hebben over de gedachten van anderen. Kinderen beginnen zelf meer na te denken over de gedachten van anderen.
- Sarcasme leren begrijpen → de betekenis is anders dan de letterlijke betekenis.
- Midden- en late kindertijd → begrip dat de gedachten van anderen onjuist kunnen zijn en dat gebeurtenissen op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd (test: dubbelzinnige tekening).
- Sociaal-cognitieve vaardigheden blijven zich tijdens de adolescentie ontwikkelen.
- Beter behouden tijdens volwassenheid dan niet-sociale cognitieve vaardigheden (bv. tijdens volwassenheid beter perspectief nemen en integratie van uiteenlopende perspectieven dan tijdens adolescentie). ‘
- Op oudere leeftijd: sociaal cognitief vermogen neemt toe: vermogen om meerdere perspectieven in te nemen en compromissen te sluiten.
- Ondanks afname vloeibare intelligentie → sociaal cognitieve vaardigheden worden dagelijks gebruikt, meer ervaring en deskundigheid → oudere volwassenen met actief sociaal leven en betekenisvolle sociale rollen hebben de beste vaardigheden.
- Maar: achteruitgang op sommige vaardigheden: begrip van sarcasme en volwassen versie van ToM-taak. Dit is vooral het geval als de taak snelle informatieverwerking en hoge niveaus van uitvoerende functies vereist.
Prosociaal gedrag houdt verband met empathie en kan worden onderscheiden in twee vormen die zich op verschillende leeftijden ontwikkelen:
- Instrumenteel helpen (12-14 maanden): helpen met een doelgerichte actie.
- Empathisch helpen (18-24 maanden): prosociaal reageren op het verdriet of de pijn van een ander, bijvoorbeeld door troostend gedrag te vertonen. Helpen is moeilijker wanneer het kind zich moet inleven in de emotionele toestand van de ander in plaats van instrumenteel te helpen, wanneer het kind iets moet opgeven om de ander te helpen en wanneer de ander weinig signalen geeft over wat nodig is
Zelfherkenning
Treed op rond de 14 maanden
Proactieve (instrumentele) agressie
Agressief gedrag om bepaald doel te bereiken
Reactieve (impulsieve) agressie
Agressie als reactie op veroorzaakt door een ander
Relationele agressie
Agressie om een relatie te beschadigen
Twee soorten asociaal gedrag
Levensloopbestendig
- kleine minderheid mannelijke bevolking (5%)
- Hoge stabiliteit op lange termijn
- Opgroeien in moeilijke gezinnen en buurten
In de adolescentie beperkte
- meederheid van de adolescenten vertoond antisociaal gedrag
- verwijnt na de puberteit
- lijkt op de levensloopbestendige categorie te imiteren