hoofdstuk Flashcards

(38 cards)

1
Q

wat kunnen we zeggen over de ontwikkeling van de prefrontale cortex?

A

de prefrontale cortex ontwikkelt zich het langst van alle hersengebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat neem er in het eerste jaar sterk toe in de prefrontale cortex?

A

het aantal synaptische verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tot wanneer gaat de myelinisatie door in d prefrontale cortex?

A

tot in de vroege volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doet de prefrontale cortex

A

het stuurt hoge cognitieve functies/executieve functies (EF) aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn hogere cognitieve functies/executieve functies?

A

cognitieve vaardigheden die belangrijk zijn voor doelgericht gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mentale flexibiliteit (DEFENTIE)

A

schakelen tussen taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inhibitie (DEFENITIE)

A

acties stoppen of onderdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

updaten (DEFENTIE)

A

informatie actief bijhouden in het werkgeheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

andere naam voor shifting

A

mentale flexibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat blijkt uit het onderzoek waarbij mensen moeten shiften tussen twee taken

A

deelnemers bleken trager en minder nauwkeurig te zijn als ze van taak moesten wisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

SHIFTING - (1) 3/4 jarige

A

schakelen tussen twee eenvoudige sets (bijv. duidelijke plaatjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SHIFTING - (2) 5-6 jarige

A

ze kunnen complexere shifting taken aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SHIFTING - (3) vroege adolscentie

A

toename van het aantal kinderen dat complexe shifting taken onder de knie heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

shift cost

A

het verschil in prestaties tussen shift-trials en non-shift-trials; groter = meer moeite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

SHIFTING - (5) 15 jarige

A

shift cost is minder groot, ze zitten al op het niveau van jongvolwassene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

SHIFTING (4) - 7 -11 jarige

A

shift cost is groter

17
Q

SHIFTING - 9 jaar

A

metacognitie (= kinderen vertragen bewust om nauwkeuriger te zijn)

18
Q

speed-accuracy tradeoffer

A

bewust vertragen om nauwkeuriger te kunnen zijn.

19
Q

SHIFTING - oudere leeftijd

A

achteruitgang in shifting, met hogere shiftcosten.

20
Q

inhibitie UITGEBREIDE DEFENTIE

A

het vermogen om een automatische reactie te onderdrukken of stoppen

21
Q

motorische inhibitie

A

stoppen met bewegen als dat nodig is

22
Q

oculomotorische inhibitie

A

niet afgeleid raken door visuele prikkels

23
Q

eenvoudige repsons inhibitie taak

A

alleen reageren bij de juiste prikkel

24
Q

cognitieve inhibitie

A

storende informatie negeren

25
welke inhibitie gebruik je bij een taak waarbij je de kleur moeten noemen van het woord, maar niet het woord moet lezen
cognitieve inhibitie -> je moet de storende informatie negeren
26
welke inhibitie gebruik je bij een taak waarbij je alleen moet drukken bij een rode achtergrond en niet bij een groene achtergrond
eenvoudige respons inhibitie taak -> het alleen reageren bij de juiste prikkel
27
welke inhibitie gebruik je bij anne-maria koek koek
motorische inhibitie -> stoppen met bewegen
28
welke inhibitie gebruik je bij de flanker taak (focussen op de pijl in het midden, met ander pijlen er om heen)
oculomotorische inhibitie -> niet afgeleid raken door andere visuele prikkels
29
inhibitie - vroege kindertijd
eerste tekens van inhibitie, snelle verbertingen
30
inhibitie - voor schooltijd
duidelijke afname van fouten in het ondrukken van reacties
31
inhibitie - tussen 5 en 8 jaar
vooral significante verbeteringen
32
inhibitie - middelbare kindertijd
verbeteringen in motorische inhibitie, oculomotorische inhbitie en eenvoudige inhibitietaken (dus as enige niet cogntieve inhibitie)
33
inhibitie - adolescentie en volwassenheid - oculomotorische inhibitie
weinig verbetering
34
inhibitie - adolescentie en volwassenheid - verbetering eenvoudige respons inhibitie taken
verbetering tot 15 jaar
35
inhibitie - adolescentie en volwassenheid - verbetering cognitieve inhibitie
tot 21 jaar
36
inhibitie - oudere leeftijd
afname van responsinhibitie, maar motorische - oculomotorische - cognitieve inhibitie blijven relatief stabiel
37
inhibitie - tot 15 jaar
verbeteringen oculomotorische inhibitie en eenvoudige respons inhibitie
38
inhibitie - tot 21 jaar
verbetering van cognitieve inhibitie