Hoofdstuk 2 Flashcards

(53 cards)

1
Q

Neurale plasticiteit

A

hersenweefsel heeft het vermogen om zich aan te passen aan de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Brain-Body orientation

A
  • Dorsaal: rug (bovenkant van brein)
  • Ventraal: buik (onderkant van brein)
  • Mediaal: midden
  • Lateralis: zijkant
  • Anterieur: voor
  • Posterieur: achter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spatial orientation

A
  • Rostraal = anterieur: voor
  • Caudaal = posterieur: achter
  • Superieur = dorsaal: boven
  • Inferieur = ventraal: onder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Snede van brein door de helft van zijkant gezien
(voorkant en achterkant)

A

Coronaal vlak: frontaal vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Snede van brein door de helft van boven gezien (onderkant en bovenkant)

A

Horizontaal vlak: dorsaal vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Snede van brein door de helft van voren gezien (rechterkant en linkerkant)

A

Saggitaal vlak: mediaal vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hersenvliezen

A
  1. Dura mater (harde hersenvlies)
  2. Arachnoïde mater (spinnenwebvlies)
  3. Pia mater (zachte hersenvlies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ischemisch CVA (Cerebro Vascular Accident)

A

herseninfarct: afsluiting van bloedvat door bloedprop of vernauwing -> zuurstoftekort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hemorragisch CVA (Cerebro Vascular Accident)

A

hersenbloeding: bloeduitstorting in de hersenen door gescheurd bloedvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cerebrale cortex

A

Buitenlaag grote hersenen:
- Gyrus (bocht)
- Sulcus (groef)
- Fissure (diepe groef)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Grijze stof

A

Zenuwcellen (geen isolerende laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Witte stof

A

zenuwvezels (isolerende laag; myeline)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Reticulaire stof

A

netvormig (mix van grijze en witte stof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Corpus callosum

A

Hersenbalk: verbindt beide hersenhelften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ventrikelsysteem

A
  • ondersteunen metabolisme, voeren afvalstoffen af en beschermen hersenweefsel.
  • 1e en 2e: laterale ventrikels, in elke helft 1.
  • 3e ventrikel: in tussenhersenen, tussen rechter en linker thalamus
  • 4e ventrikel: tussen cerebellum en pons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1)Telencephalon

A

Voorhersenen:
- Neocortex
- basale ganglia
- limbisch systeem
- olfactory bulb (reukkolf)
- laterale ventrikels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

2) Diencephalon (between brain)

A

Hersenstam:
- thalamus
- hypothalamus
- Hypofyse
- Pijnappelklier
- Derde ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

3) Mesencephalon

A

Hersenstam:
- tectum
- Tegmentum
- cerebral aqueduct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

4) Metencephalon (across brain)

A

Hersenstam:
- cerebellum
- pons
- 4e ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

5) Myelencephalon (spinal brain)

A

Hersenstam:
- medulla oblongata
- 4e ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

6) Ruggenmerg

A

Ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Tractus

A

Bundel zenuwvezels binnen het centrale zenuwstelsel

23
Q

Zenuw

A

Bundel vezels buiten het centrale zenuwstelsel

24
Q

Segmenten ruggenmerg

A
  1. Cervicaal
  2. Thoracaal
  3. Lumbaal
  4. Sacraal
  5. Coccygeaal
25
Sensorische zenuw
- Afferent (binnenkomend) - stuurt info van de huid, gewrichten en spieren naar het ruggenmerg.
26
Motorische zenuw
- Efferent (uitgaand) - Stuurt info naar de spieren in een bepaald deel van het lichaam.
27
Wet van Bell en Magendie
De voor- en achterwortels van het ruggenmerg verschillen in functie: - Posterieure hoorn: sensorisch; pijn, temperatuur, tast. - Anterieure hoorn: motorisch; aansturen van spieren, reflexen.
28
Olfacturius
Hersenzenuw voor reuk
29
Opticus
Hersenzenuw voor zicht
30
Oculomotorius
Hersenzenuw voor oogbewegingen
31
Trochlearis
Hersenzenuw voor oogbewegingen
32
Trigeminus
Hersenzenuw voor gevoel in gezicht en beweging van kauwspieren.
33
Abducens
Hersenzenuw voor oogbewegingen
34
Facialis
hersenzenuw voor gelaatspieren (expressie)
35
Vestibulocochlearis
Hersenzenuw voor gehoor en evenwicht
36
Glossopharyngeus
Hersenzenuw voor tong en farnyx (-keel) beweging en sensatie
37
Vagus
Hersenzenuw voor: - hartslag - bloeddruk - ingewanden - beweging van farnyx en larnyx (strottenhoofd)
38
Accessorius
Hersenzenuw voor nek- en halsspieren
39
Hypoglossus
Hersenzenuw voor Tongspieren
40
Aangezichtsverlamming van Bell
Gedeeltelijk verlies van functie van nervus facialis vaak door virale infectie. (kan ook voorkomen bij hersentrauma)
41
Sympatische divisie (autonome zenuwstelsel)
'fight or flight response' - Stimulerend: activeren - verbonden met Thoracale en Lumbale ruggenmerg segmenten - acetylcholine + norepinephrine
42
Parasympatische divisie (autonome zenuwstelsel)
'rest and digest' - inhiberend: relaxen - verbonden met sacrale ruggenmerg segmenten - verbonden met 3 hersenzenuwen: vagus, facialis en oculomotorius - acetylcholine
43
Hersenstam
- Achterhersenen - Middenhersenen - Tussenhersenen
44
Achterhersenen
Rhombencephalon: (metencephalon + myelencephalon) = motorische functies
45
Middenhersenen
Mesencephalon = sensorische functies (gehoor, visie)
46
Tussenhersenen
Diencephalon = integratie van sensorische en motorische informatie
47
Cerebellum
Kleine hersenen: Hoe groter de omvang, hoe beter in timing en coördinatie.
48
Substantia nigra
- In mesencephalon - Maakt dopamine aan: is bij mensen met Parkinson nog amper aanwezig.
49
Thalamus
- Integreert sensorische informatie en stuurt dat door naar specifieke gebieden in cerebrale cortex
50
Hypothalamus
- Onder de thalamus - Reguleert hormoonproductie via de hypofyse - Betrokken bij gedrag
51
Basale ganglia
- Grote hersenen - Betrokken bij impliciet geheugen (motor skills) - Controle en coördinatie van bewegingen - Bevat ook substantia nigra en nucleus subthalamicus
52
Neocortex
- Deel van cerebrale cortex - construeert perceptie van de wereld
53
Allocortex
- Deel van cerebrale cortex - Bevat amygdala, hippocampus en cingulare cortex - speelt een rol bij controle van emoties en vormen van geheugen