Hoofdstuk 2 Flashcards

afbraak en opbouw van het landschap (43 cards)

1
Q

Aanslibbingskust

A

Kust waarbij de afzetting van materiaal overheerst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aardverschuiving

A

Het van een helling glijden of rollen van een grote hoeveelheid gesteente of los materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Atmosfeer/dampkring

A

Het geheel aan gasvormige stoffen die het vaste en vloeibare deel van de aardkorst omringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benedenloop

A

Deel van een rivier of beek vanaf de middenloop tot de monding, waar het verval en de stroomsnelheid over het algemeen gering zijn en waar de sedimentatie groot is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Biosfeer

A

Het leven op aarde: planten, dieren, mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bovenloop

A

Deel van een rivier of beek vanaf de bron of oorsprong tot de middenloop, waar het verval, de stroomsnelheid en de uitscheuring (erosie) over het algemeen groot zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chemische verwering

A

Het uiteenvallen van gesteente waarbij de scheikundige samenstelling verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Condensatie

A

Vorming van waterdruppels door afkoelen van waterdamp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Delta

A

Kust die ontstaat als aan de monding van een sterk vertakte rivier meer materiaal wordt afgezet dan dat de zee afvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eindmorene

A

Verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is blijven liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Erosie

A

Het afschuren en uitschuren van de ondergrond met verweringsmateriaal beladen ijs, water of wind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Evaporatie

A

Water dat door verdamping van het oppervlaktewater terugkomt in de lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Evapotranspiratie

A

De som van evaporatie en transpiratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fysische verwering/mechanische verwering

A

Het uiteenvallen van vast gesteente waarbij de chemische samenstelling van het gesteente niet verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gesteente kringloop

A

Proces waarbij gesteenten door geologische processen (verwering, erosie, sedimentatie) telkens worden afgebroken en opnieuw gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gletsjer

A

Een ijsmassa die op land is gevormd en onder invloed van de zwaartekracht in beweging is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hydrologische kringloop

A

Proces waarbij water op aarde een nooit eindigende kringloop van verdamping, condensatie, neerslag en transport doorloopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hydrosfeer

A

Het water op aarde (oppervlakte- en grondwater, ijs).

19
Q

kalksteen

A

Gesteente dat ontstaat door de opeenhoping van (kalkhoudende) stoffelijke overblijfselen van in zee levende organismen.

20
Q

Karstlandschap

A

Landschap dat bestaat uit kalksteen en te maken heeft met het oplossen van kalk in water.

21
Q

Klifkust

A

Steile kust die is ontstaat doordat de zee de onderkant heeft afgebrokkeld en afgekalfd.

22
Q

Leisteen

A

Grijs of zwart metamorf gesteente dat onder invloed van druk is ontstaan uit schalie (verharde klei).

23
Q

Lithosfeer

A

De buitenste schil van de aarde, bestaande uit de aardkorst en het vaste, buitenste gedeelte van de aardmantel.

24
Q

Marmer

A

Metamorf gesteente dat onder invloed van hoge druk en temperatuur is ontstaan uit kalksteen.

25
Massabeweging
Verweringsmateriaal dat onder invloed van zwaartekracht naar beneden glijdt.
26
Meander
Natuurlijke bocht in een rivier.
26
Middenloop
Deel van een rivier of beek tussen de bovenloop en de benedenloop waar de helling niet zo groot is, waardoor de rivier gaat meanderen. Erosie en sedimentatie zijn hier ongeveer in evenwicht.
26
Morene
Afzetting van door landijs of gletsjers aangevoerd en achtergelaten materiaal.
27
Puinhelling
Min of meer uit een massa puin bestaande, kegelvormige afzetting aan de onderzijde van een rotswand.
27
Metamorf gesteente
Gesteente dat onder hoge druk en/of bij hoge temperatuur andere eigenschappen heeft gekregen.
28
Puinwaaier
Sedimentpakket dat zich opbouwt als een rivier vanuit een steil en smal dal in een lagergelegen vlakte terechtkomt.
29
Sedimentatie
Proces waarbij los materiaal na transport door wind, water of ijs op het aardoppervlak wordt afgezet.
30
Sedimentgesteente/afzettingsgesteente
Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat door wind, water of ijs is neergelegd.
31
Stollingsgesteente
Gesteente dat is ontstaan door afkoeling van lava of magma.
32
Stroomgebied
Het hele gebied dat afwatert op een bepaalde rivier.
33
Transpiratie
Water dat planten en bomen opnemen uit de bodem en via hun bladeren weer afgeven aan de lucht.
34
Transport
Vervoer van sediment door water, wind of ijs.
35
Trogdal
Een U-dal in een berggebied dat ontstaat is door erosie door een gletsjer.
36
Verdamping
Het overgaan van water in waterdamp.
37
Verwering
Het uiteenvallen van hard gesteente onder invloed van verschillende processen.
38
Verweringsmateriaal
Puin dat ontstaat bij verwering.
39
Waterscheiding
De grens tussen twee stroomgebieden die wordt gevormd door hogere delen in het landschap.
40
Zandsteen
Sedimentgesteente dat vooral bestaan uit aaneen gekitte zandkorrels.