Hoofdstuk 2 Flashcards
(36 cards)
Weefsel =
Cellen met een gezamenlijke structuur en functie
Extracellulaire matrix =
Functie =
Ingewikkeld netwerk van eiwitten ingebed in een waterige gelachtige substantie (pollyssachariden) die tussen de cellen ligt.
Bestaat uit basale membraan + interstitiële stroma/bindweefsel
Diffusie van nutriënten en afvalproducten
Speelt een rol bij regeneratie van weefsel
Spierweefsel =
Lange, dunne, zeer contraciele vezels = myocyten
Zenuwweefsel =
Gespecialisseerde cellen (= neuronen) die elektrische impulsen kunnen ontvangen en doorgeven via synaps
Epitheelweefsel =
Functie =
bekleedt de meest interne en externe oppervlakten van het lichaam
Absorptie
Bescherming
Excretie
Secretie
Gestratificeerd epitheel =
Enkel de onderste laag rust op het basale membraan
Pseudogestratificeerd epitheel =
Alleen cellen maken contact met basale membraan
Basale membraan = Basale lamina =
Belangrijkste eiwit =
Vorming =
Omgeven spier, vet en zenuwweefsels + ondersteunen de weefsel.
Collageen type IV vormt een driedimensionaal netwerk waaran andere componenten zich kunnen vasthechten
Bij mesenchymale weefsels -> volledig door messenchymale cellen gesynthetiseerd
Bij parenchymateuze weefsels -> aangelegd in interactie tussen epitheelcellen en mesenchymale cellen
Bindweefsel (functie =)
= interstitiële stroma
Componenten (+ functie)
Houdt verschillende weefsels en organen samen
Zorgt voor de nodige structuur
Opslag van de overtollige voedingsstoffen
collageen = sterkte Fibronectine = faciliteert celmigratie + fungeert als netwerk voor migrerende fibroblasten tijdens wondgenezing + potentieert werking van groeifactoren Proteoglycanen = binden water en verlenen zo aan weefsels hun turgor (=stevigheid) + regelen soms permeabiliteit + kunnen aan groeifactoren hechten -> groeistimulerende eigenchappen moduleren Elastine = zorgt voor flexibiliteit
Mesenchymale weefsels =
Parenchymateuze weefsels =
Bot + kraakbeen + bindweefsel
Slijmvliezen
Celcommunicatie =
Autocriene werking =
Paracriene werking =
Endocriene werking =
cellen communiceren met elkaar om functie te coördineren en celgroei te controleren
Cellen communiceren via diverse celverbindingen en signaaleiwitten
- die ingrijpen op de fucntie van de cel waarin ze geproduceerd worden
- die ingrijpen op de functie van andere cellen in de naburige omgeving
- die ingrijpen op cellen op afstand via het bloed
Metabolisme =
Geheel van opbouw en afbraakprocessen in ons lichaam
= stofwisseling
= systeem van energie-uitwisseling
Katabolisme =
Afbraakproces
Anabolisme =
Opbouwproces
Hypercapnie =
teveel CO2 in het bloed door onvoldoende in te ademen
Hypoxie =
3 oorzaken=
Gevolgen
Weefsel wordt niet voorzien van voldoende zuurstof
- Ischemische hypoxie
- Anemische hypoxie
- Hypoxemische hypoxie = histotoxische hypoxie
Cyanose + onrust + angst + tachycardie + dyspnee + vermoeidheid + zweten + hoofdpijn + duizelig + verward
Ischemische hypoxie =
blokage in arterieel bloedtoevoer
Anemische hypoxie =
7 gevolgen:
Tekort aan rode bloedcellen = bloedarmoede
- vermoeidheid + duizeligheid + kortademig + palpitaties + koud + hypoxie + bleek
Hypoxemische hypoxie = histotoxische hypoxie =
Vermindering van de hoeveelheid zuurstof gestransporteerd door de rode bloedcellen
Dyspnee = Dyspnoe =
Ademnood
Tachycardie =
Versnelde hartslag
Polycythemie =
Gevolgen:
Gehalte van de rode bloedcellen is te hoog
- Erythropoietin (ziekte)
- arterieel tekort aan zuurstof -> chronische longpathologie met hypoxie / congenitale hartaandoening met cyanose
- Polycytemia vera (ziekte) = overproductie in beenmerg van witte + rode cellen + bloedplaatjes
Artherosclerose =
4 oorzaken:
Ziekte waarbij de wand van de slagader verdikt en minder elastisch wordt. Vettig materiaal hoopt zich op onder de binnenwand van de slagader
- Beschadiging slagaderwand
- lipide accumulatie
- binnenstroom spiercellen + macrofagen
- Degeneratie vaatwand waarbij vetachtige stoffen in de wand van de slagaders wordt afgezet = artheromathose (ziekte)
Aneurisma (v.d. abdominale aorta) =
3 gevolgen:
Plaatselijke verwijding van de slagader door ontstaan van een zwakke plek in de wand van het bloedvat waardoor de vaatwand uitrekt en dunner wordt en uiteindelijk kan scheuren.
- Buik/rugpijn
- kloppende zwelling in buik
- shock