Hoofdstuk 2 - aarde Flashcards
(10 cards)
1
Q
verschillende soorten sferen
A
- lithosfeer: gesteente, reliëf en bodem
- atmosfeer: lucht, gassen rond aarde
- hydrosfeer: water, damp, sneeuw en ijs
- biosfeer: levende natuur
- antroposfeer: mens
2
Q
opbouw aarde
A
- aardkern: vaste binnenkern, vloeibare buitenkern
- aardmantel: vaste binnenmantel, stroperige buitenmantel, er zijn convectiestromen
- aardkorst, buitenste steenlaag, dun
3
Q
soorten platentektoniek
A
- convergentie: naar elkaar toe, bergvorming
- divergentie: van elkaar af
- transforme: langs elkaar
. - subductie: zware plaat schuift onder continent, verbrand en magma vormt vulkaan aan kust. het vormt trog waar oceanische plaat wegzakt en gebergtevorming door ophoping
4
Q
soorten gebergtevorming
A
- plooiingsgebergte: delen van aardkorst bewegen naar elkaar en gesteente plooit
- breukgebergte: door verzakking/opheffing door rek/druk.
5
Q
soorten erupties en vulkanen
A
- explosieve eruptie: heftig en uistoting van steen, as en gas. taai-vloeibare lava.
- stratovulkaan: hoog, stijl, lagen lava, as en steen
- caldera: komvormig, dak en magmakamer weggeblazen.
. - effusieve eruptie: rustige uitvloeiing, dun vloeibaar
- schildvulkaan: breed met flauwe helling
6
Q
soorten gesteentes en hoe ze ontstaan (3)
A
- stollingsgesteente: ontstaat door afkoelen vloeibaar gesteente/magma
- sedimentgesteente: ontstaat door verharding en vervorming van afgezet materiaal door druk (zand -> zandsteen, klei -> schalie)
- metamorfgesteente: ontstaat door omvorming van stolling/sediment door hoge temperatuur/druk (kalksteen -> marmer, schalie -> leisteen)
7
Q
6 soorten gesteente
A
- graniet: stolling/diepte, gevormd in ondergrond bij langzame stolling van magma. grote kristallen en verschillende kleuren
- basalt: stolling, gevormd bij snelle stolling van lava. kleine, ontzichtbare kristallen, donker/zwart.
- zandsteen: sedimentgesteente. zandkleurig, korrelig en soms gelaagd
- kalksteen: sediment, uit kalk. wit of andere kleur, soms fossielen zichtbaar.
- marmer: metamorf, door omzetting van kalksteen. fijne korrels en gekleurde banden.
- leisteen: metamorf, door omzetting van sediment van klei. glad, fijn gemaald en donker/zwart.
8
Q
verweer, erosie en sedimentatie
A
- verweer: afbraak van gesteente door exogene factoren. mechanisch: door temperatuur verschillen en plantenwortels. chemisch: door omzetting gesteente door reaties zoals zure regen.
- erosie: uitschuren van gesteente door los materiaal in wind, water en ijs.
- sedimentatie: neerleggen/afzetten van materiaal na erosie en transport.
9
Q
landschapzones
A
- tropische zone: tropisch regenwoud en savanne. niet bruikbaar door verwering van hoge temperatuur en neerslag
- aride/droge zone: steppe en woestijn. erleven rondtrekkenden en bodem houdt voedingsstoffen goed vast
- subtropische zone: overgang naar gematigde zone. kan ik zomer/winter droog zijn of hele jaar nat.
- gematigde zone: loofbos, bodems zijn erg vruchtbaar
- boreale zone: naaldbos, te koud voor bodemgebruik. er wordt hout gekapt.
- polaire zone: toendra en landijs. er leven rondtrekkenden
10
Q
klimaatsysteem van köppen
A
- A: tropisch regenklimaat, warm en nat, >18 graden
- B: aride/droog klimaat, droog en in subtropen.
- BW: woestijn, droogste klimaat
- BS: steppe, overgang naar vochtiger
- C: gematigd klimaat, klein temperatuur verschil
- D: landklimaat, groot temperatuur verschil
- E: polair klimaat, koud en temperatuur <10 graden
- EH: hooggebergte
- ET: toendra, grenst gematigd kliamat
- EF: sneeuwklimaat, ijskoud