Hoofdstuk 2 - Begrippentrainer Flashcards

(58 cards)

1
Q

Gliacel

A

Structurele steun aan neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cerebrale cortex

A

Verantwoordelijk voor hogere mentale processen, waaronder denken en waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dendrieten

A

Vertakte uitlopers van het cellichaam (neuroon) die informatie binnenhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pons

A

Gebied dat slaap en dromen reguleert. Latijns voor brug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Somatische zenuwstelsel

A

Deel van perifere zenuwstelsel dat boodschappen naar skeletspieren van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medulla

A

Controleert hartslag en ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Motorische neuron

A

Zenuwcel die boodschappen van centrale zenuwstelsel naar spieren / klieren geleidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hippocampus

A

Langdurige herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Creationisme

A

Leven in het universum gecreëerd door goddelijk bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Autonome zenuwstelsel

A

Verzendt boodschappen naar interne organen en klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Formation reticularis

A

Potlood vormige structuur in de hersenstam tussen medulla en de pons. betrokken bij slapen en waken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Soma

A

Gedeelte van de cel waar de kern zich in bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Genoom

A

Het genoom van een organisme omvat een complete set chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Temporaalkwab

A

Verwerkt geluid & taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Evolutie

A

Het geleidelijke proces van biologische verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Antagonist

A

Medicijn die het effect van neurotransmitter blokkeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Axon

A

Stuurt informatie vanuit cellichaam naar eindknopjes - andrieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Plasticiteit

A

Mogelijkheid van zenuwstelsel om zich aan te passen of te veranderen (schade)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Adaptief kenmerk

A

Gebaseerd op aanpassing aan een specifieke omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Fenotype

A

Waarneembare fysieke kenmerken van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Genotype

A

kenmerken van een organisme die genetisch zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Sensorische neuron

A

Stuurt boodschappen van sensorische receptoren naar centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Sympathische zenuwstelsel

A

Stuurt boodschappen naar inwendige organen en klieren. stelt ons in staat te reageren op stressvolle situaties en noodgevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Lateralisatie van de hersenen

A

Bepaalde hersenfuncties zijn enkel of grotendeels vertegenwoordigd in een van de beide hersenhelften

25
Autosoom
Een chromosoom die geen geslachtshormoon is. uit 22 andere soorten chromosomen
26
Thalamus
Koppelstation, recht boven de hersenstam. bijna alles in de brein passeert dit station
27
Neurale baan
Bundel van zenuwcellen die in grote lijnen dezelfde route volgen en dezelfde neurotransmitters gebruiken
28
Hypothalamus
Dient als bloedtestlaboratorium. geeft informatie over toestand van het lichaam
29
Cerebrale dominantie
Neiging om een bepaald hersenhelft bepaalde functies te laten domineren
30
Chromosoom
Spiraalvormige draad waarlangs genen zijn gerangschikt. bestaan voornamelijk uit DNA
31
Agonist
Versterkt het effect van een neurotransmitter. in tegenstelling tot een ANTOGONIST
32
Limbisch systeem
Middelste laag in de hersenen. betrokken bij emotie en herinneringen. Bevat corpus amygdaloideum (de amygdala) hippocampus hypothalamus en andere structuren
33
Rustpotentiaal
Elektrische lading van het axon in rust
34
Parasympatische zenwustelsel
Houdt de dagelijkse routine van het lichaam in de gaten.
35
Actiepotentiaal
Zorgt voor veranderingen in de elektrische lading op de celmembraan van het axon vuurt op ze af
36
Hypofyse
'hoofdklier' produceert hormonen die afscheiding van alle endocriene kleiren beinvloed
37
Frontaalkwab
Speelt een rol in beweging het denken en de persoonlijkheid
38
Eindknop
verdikking aan het uiteinde van de axon. laten de boodschap vrij naar de synaps
39
cerebellum
Verbonden met de herenstam verantwoord voor de gecoördineerde bewegingen
40
DNA
lang complex molecuul dat informatie bevat over alle genetische eigenschappen. volledige naam voor DNA is desoxyribonucleinezuur
41
Histoon
Eiwit waar DNA spiralen omheen zijn gewikkeld
42
Amygdala
rol bij herinneringen, emoties vooral angst en agressie + motivatie
43
Occipitaalkwab
Deze corticale kwab ligt aan de achterkant van de hersenen en herbergt een deel van de visuele cortex
44
Parientaalkwab
Houdt zich bezig met tstzin en het waarnemen van ruimtelijke relaties. ruimtelijk inzicht
45
Alles of niets principe
Verwijst naar het feit of de neuron volledig vuurt of helemaal niet
46
perifere zenuwstelsel
Alle delen van het zenuwstelsel die zich buiten het centrale zenuwstelsel bevinden. bestaat uit het autonomen en somatische zenuwstelsel
47
Neurotransmitter
Brengt berichten/boodschappen van de ene kant van synaptische spleet naar de andere kant brengt. sommige hormonen hebben dezelfde chemische samenstelling als sommige neurtransmitter
48
epignoom
een reeks chemische codes die aanvullende ervaringen op het DNA vormen. past zich aan aan de omgeving en ervaring door genen aan en uit te zetten.
49
Synaptische transmissie
transport van informatie door de synaptische spleet.
50
Genen
Erfelijke lichamelijke en psychische eigenschappen
51
Neuronen
Een cel ook wel zenuwcel genoemd. gespecialiseerd in het ontvangen en doorsturen van informatie. grote bundeling van neuronen wordt een zenuw genomen
52
Corpus callosum
Verbindt de twee hersenhelften met elkaar en communicatie tussen twee hersenhelften mogelijk maakt.
53
Synaps
Microscopisch kleine spleet waardoor de communicatie tussen neuronen plaatsvindt. synapsen komen ook voor tussen neuronen en de spieren of klieren die ze van berichten voorzien
54
Associatiecortex
Corticale gebieden overal in de hersenen, die informatie uit verschillende andere hersengebieden combineren
55
Hormoon
Chemische boodschapper van het endocriene stelsel
56
schakelcel
Zenuwcel die boodschappen doorgeeft aan het volgende zenuwcel. komt voornamelijk voor in de hersenen en het ruggenmerg
57
herstemstam
Meest primitieve van de drie hersenlagen. bestaat uit medulla oblongata, de pons en formatio reticularis
58
Endocriene stelsel
Hypofyse, bijnieren, geslachtklieren, schildklier, bijschildklier, alvleesklier, ovaria en testikels