hoofdstuk 2: chromosomale aandoeningen Flashcards
(75 cards)
Wanneer kun je een chromosomale afwijking vermoeden?
- meer dan 3 miskramen
- vroeggeboren/ doodgeboren kind met afwijkingen
- overklaarde mentale beperking, met of zonder aangeboren afwijkingen
prenataal vermoeden?
- leeftijd van moeder > 35 jaar
- chromosomale afwijking bij vorig kind
- één van de ouders drager van de aandoening
- echografische afwijking
- verhoogde triple test
- nekoedeem
Maligniteiten
- kankercellen, agressieve cellen die te veel delen
chromosomale afwijkingen aanwezig in…
- 10% van de zaadcellen
- 20% van de eicellen -> lange meiose
frequentie van de spontaan miskraam
50% van de spontane miskramen komt door een chromosomale afwijking
Frequent voorkomen van mentale/ fysische beperkingen
0,5%-1% van pasgeborenen heeft een chromosomale afwijking
twee soorten chromosomale afwijkingen
- numerieke: afwijking in het aantal chromosomen
- structurele: afwijking in de structuur van de chromosomen
euploidie
normaal aantal chromosomen
Aneuploidie
verlies of winst van chromosomen (geen veelvoud van 23)
meest voorkomend -> 5% van de zwangerschappen
Trisomie
- één duplicatie van een chromosoom = 3 zelfde exemplaren van bepaald chromosoom
- disomsiche gameet
Monosomie
- één tekort chromosoom = 1 bepaald chromosoom
- nullisomsiche gameet
tetrasomie
twee duplicaties van chromosoom (2 zusterchromatiden) = 4 exemplaren van bepaald chromosoom
polyploidie
toename volgens een veelvoud van een haploïde set (veelvoud van 23) (*)
Triploidie
een volledig extra set
dispermie
–> ttriploidie
(2 zaadcellen bevruchten 1 eicel). Dit gebeurt bij 1 – 3% van de bevruchtingen, maar hierbij zijn er veel miskramen of sterven de kinderen 1 dag na de geboorte.
Tetraploidie
2 extra sets aan chromosomen
-> ten gevolge van het uitblijven van de celdeling na de kerndeling of fusie van 2 diploïde zygoten.
aneuploidie is gevolg van
· Non-disjunctie tijdens de meiose I
· Non-disjunctie tijden de meiose II
· Non-disjunctie na bevruchting (in mitose) (postzygotische disjunctie)
non-disjunctie
slechte separatie van de chromosomen of zusterchromatiden
Down syndroom
- trisomie 21
- 1/1000
95%: vrije of losse trisomie 21
- 1 te veel
- in 90% van de gevallen van maternele afkomst (oud ei model mama) - meestal als gevolg van non-disjunctie in meiose I
- ouders hebben normaal karyotype of chromosomenaantal
- klein herhalingsrisico (1%)
4%: Robertsoniaanse translocatie
- ouders kunnen drager zijn
- extra 21 zit vast op ander acrocentrisch chromosoom
- hoger herhalingsrisico als mama drager is
1%: mosaïcisme
- postzygotische non-disjunctie (mitose)
- postzygotische anafase lag
- milder klinisch beeld
- extra chromosoom 21 niet in alle cellen
De graad van mosaïcisme hangt af van periode wanneer het gebeurt: bij een vroege fout in de zwangerschap zijn er grote gevolgen, als het later gebeurt zijn er minder gevolgen.
kenmerken down syndroom (10)
· Slappe spieren bij de geboorte
· Faciaal dysmorfisme
- Oogspleten
- Brushfieldspots/epacantische vouwen
- Vlak aangezicht
- Kleine oren
· Hartafwijkingen
· Apenplooi/dwarsplooi
· Hoger risico op leukemie
· Vroeger begin van Alzheimer
prenatale karyotypering trisomie 21
· Verklaring fenotypische defecten
· Bepaling herhalingsrisico
· Programma voor zorg en behandeling
· Onderzoek identificatie ziektegenen