Hoofdstuk 2: In het begin schiep God hemel en aarde Flashcards

1
Q

Creationisme

A

= de scheppingsleer. Dit is de religieus geïnspireerde overtuiging of opvatting dat het universum en de Aarde maar ook alle planten en dieren alsmede de mens hun ontstaan te danken hebben aan een bijzondere scheppingsdaad. Deze scheppingsdaad impliceert een schepper en kan gezien worden als een vrij plotseling en eenmalig gebeuren dan wel als een geleiding en voortgaand proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Theorie van Intelligent Design

A

dit is een beweging die de opvatting verspreidt dat bepaalde karakteristieken van het heelal en organismen het best worden verklaard als het werk van een intelligente ‘ontwerper’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De Charibu

A

binnendringende zwerversstammen (in Egypte, waarvan Israëlieten deel van uitmaakten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sedentair

A

een levenswijze waarbij een organisme steeds in dezelfde omgeving verkeert, ter onderscheiding van rondtrekkende (migrerende) levensvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Usurpaties

A

onrechtmatige inbezitneming van bijvoorbeeld de troon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Assyrische ballingschap

A

in 721 wordt Samaria ingenomen door de koning van Assur en wordt de bevolking gedeporteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nebukadnessar

A

(15 liter) wijnflessen met verschillende inhoudsmaat worden genoemd naar oudtestamentische koningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diaspora

A

verspreiding van een volk (vb. joden) over de werels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diadochen

A

opvolgers, generaals uit het leger van Alexander de Grote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Adonai

A

naam voor God: mijn heer; voor plechtig gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hasjem

A

de naam, voor dagdagelijks gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

El(i)

A

de eerst-bekende naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Immanent

A

de filosofische aanduiding voor dat wat tot de structuur van iets behoort en deze niet overschrijdt. In de kennistheorie is immanent bijvoorbeeld dat wat het bewustzijn niet te boven gaan maar binnen de ervaring van het bewustzijn blijft. Binnen een theologische context zijn Immanentie en immanent termen die gesteld worden tegenover transcendentie en transcendent, om uit te drukken hoe de aanwezigheid van de bijvoorbeeld christelijke) godheid in de wereld gezien wordt. De immanentie van God: de stellingname dat God voortdurend van nabij aanwezig is, als een innerlijke drijvende kracht die de ganse schepping doordringt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tenak

A

Tora (de wet), Nevi-iem (de profeten) en Ketoeviem (de overige geschriften)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tora

A

de wet of het levensoriënterend programma (Pentateuch) bestaat uit de eerste vijf boeken van de Bijbel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nevi-iem

A

de profeten, wordt onderbedeeld in de vroegere en latere profeten

17
Q

Ketoeviem

A

Psalmen, spreuken en Job, alsook de Megilot of feestrollen

18
Q

Fundamentalistische bijbellezing

A

de bijbeltekst puur letterlijk interpreteren

19
Q

Moralistische bijbellezing

A

de Bijbel is een ethisch receptenboek en de teksten worden uitsluitend moreel geïnterpreteerd

20
Q

Hiaat

A

een leemte, iets dat ontbreekt

21
Q

Mythe

A

een imaginair verhaal dat de menselijke situatie wil ophelderen, natuurlijke fenomenen plaatsen en/of culturele gebruiken legitimeren

22
Q

Banaliteit

A

te alledaagd, plat

23
Q

Proletariaat

A

klasse van bezitloze arbeiders

24
Q

Marxisme

A

de sociaal-theoretische en politiek-filosofische grondslag voor talloze moderne sociale ideeën, scholen en denkrichtingen, gebaseerd op de ideeën en denkbeelden van Karl Marx en Friedrich Engels. Beperkt tot het politiek-ideologische vlak, vormt het marxisme de basis voor het moderne socialisme en communisme

25
Q

Nazisme

A

nationaalsocialisme, een aan het fascisme verwante ideologie die na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland ontstond. Het nationaal-socialisme bevat antiparlementaire, antiliberale, anti-marxistische en vooral racistische elementen

26
Q

Kosmogonische mythen

A

scheppingsmythen (bvb. Bijbelse Genesisverhaal)

27
Q

Ex nihilo

A

de schepping uit het niets

28
Q

Darwinisme

A

de darwinistische evolutietheorie, de natuurwetenschappelijke verklaring voor de evolutie van het leven op aarde. Het beschrijft het proces waarbij erfelijke eigenschappen binnen een populatie van organismen veranderen in de loop van de generaties als gevolg van genetische variantie, voortplanting en natuurlijke selectie

29
Q

Voraussetzunglos

A

zonder vooronderstellingen

30
Q

Akten van geloof

A

iets dat men niet kan bewijzen maar toch als waar aanneemt. Het zijn opties en keuzen die men neemt/maakt

31
Q

Concordisme

A

in overeenstemming proberen brengen

32
Q

Pervers

A

tegennatuurlijk, verdorven

33
Q

Nevralgiek punt

A

een zenuwslopend punt, m.a.w. iets dat je blijft achtervolgen en bezighoudt

34
Q

Fides quaerens intellectum

A

inzichtelijke verheldering

35
Q

Pedant

A

verwaand