Hoofdstuk 2 - Individuele verschillen Flashcards
(38 cards)
Wat meten cognitieve tests die ‘algemene intelligentie’ meten?
Het aangeboren vermogen van mensen om bepaalde mentale bewerkingen uit te voeren
Wat noemde Charles Spearman intelligentie?
Een general factor, de zogenoemde g-factor of general mental ability (GMA)
Wie ontwikkelden aan het begin van de twinstigste eeuw een concept dat tegenwoordig de allereerste valide intelligentietest wordt genoemd?
Alfred Binet en Theodore Simon
Wat is het principe van een intelligentietest?
Het in kaart brengen van gedrag bij de uitvoering van zorgvuldig gekozen taken
Wat bestudeerde Sternberg?
Het concept van praktische intelligentie
Het vermogen problemen uit de praktijk op te lossen aan de hand van informatie die niet noodzakelijkerwijs in de formulering van het probleem is vervat
Praktische intelligentie
Wat is een veelgebruikte tweedeling in intelligentiefactoren?
- Vloeibare intelligentie (fluid intelligence)
2. Crystallised intelligence
Betreft het vermogen om na te denken, daarin ook ‘beweeglijk’ te zijn en het vermogen tot abstract redeneren
Vloeibare intelligentie
Betreft het vermogen om te leren van ervaringen
Gekristalliseerde intelligentie
Vier hedendaagse benaderingen van intelligentie die algemeen aanvaard zijn en breed worden toegepast
- Gardners theorie van meervoudige intelligentie
- Triarchische intelligentietheorie van Sternberg
- Drielagentheorie over cognitieve vermogens
- Theorie van emotionele intelligentie
Wat zijn de negen verschillende typen intelligentie volgens Gardners theorie van meervoudige intelligentie?
- Linguïstisch
- Ruimtelijk
- Muzikaal
- Logisch-mathematisch
- Kinesthetisch
- Interpersoonlijk
- Intrapersoonlijk
- Natuurgerichtheid
- Existentieel
Het vermogen om jezelf effectief te uiten met behulp van taal
Linguïstische intelligentie
Het vermogen om mentale beelden te creëren en te manipuleren om bepaalde problemen op te lossen en je te oriënteren in de ruimte
Ruimtelijke intelligentie
Het vermogen om toonhoogtes en ritmes te herkennen en toe te passen en zo een instrument te bespelen, te zingen of te componeren
Muzikale intelligentie
Het vermogen om patronen waar te nemen, conclusies te trekken uit gegevens en logisch te redeneren
Logisch-mathematische intelligentie
Het vermogen om mentale vermogens te gebruiken om de eigen lichaamsbewegingen te coördineren, zoals bij sport, dans of chirurgie
Kinesthetische intelligentie
Het vermogen om de gevoelens en bedoelingen van anderen op te vangen en te begrijpen
Interpersoonlijke intelligentie
Het vermogen om te reflecteren en eigen gevoelens en motieven te begrijpen
Intrapersoonlijke intelligentie
Het vermogen om objecten in de natuurlijke wereld te herkennen en te categoriseren
Natuurgerichtheid intelligentie
Het vermogen om je eigen positie in het menselijk bestaat te bepalen, zoals je houding ten opzichte van leven en dood
Existentiële intelligentie
Drie subtheorieën in de triarchische intelligentietheorie van Sternberg
- De analytische deeltheorie
- De creatieve deeltheorie
- De praktische deeltheorie
Omvat abstracte probleemoplossing en de denkstrategieën die iemand daarbij gebruikt, zoals het controleren en coderen van informatie. Verwijst ook naar de processen die we gebruiken voor het verzamelen en opslaan van nieuwe kennis: ons lerend vermogen. Dit is de vaardigheid die door de meeste intelligentietests gemeten wordt.
De analytische deeltheorie
Omvat het vermogen om creatief te denken en om jezelf aan nieuwe situaties aan te passen. Het heeft te maken met de inzichten die mensen hebben, hun vermogen om te synthetiseren en om op nieuwe situaties en prikkels te reageren. Dit op ervaringen gerichte aspect van intelligentie is een weerspiegeling van hoe iemand zijn interne wereld aan de externe wereld relateert.
De creatieve deeltheorie
Het vermogen om alledaagse taken te begrijpen en uit te voeren. Vertelt iets over hoe iemand in de externe wereld staat en kan omgaan met mensen en gebeurtenissen.
De praktische deeltheorie