Hoofdstuk 2 - rechtsstaat Flashcards

(56 cards)

1
Q

rechtsstaat

A

een staat waarin je als burger met grondrechten wordt beschermd tegen machtsmisbruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

autoritaire staat

A

een staat waarin 1 machthebber of een kleine groep mensen bepaalt wat de regels zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rechtszekerheid

A

burgers en de overheid houden zich aan wetten, waardoor burgers erop kunnen vertrouwen dat de overheid consequent handelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociaal contract

A

Afspraken om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geweldsmonopolie

A

De staat mag als enige geweld gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beginsel van de grondrechten

A

Alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid geboren en moeten zo ook kunnen samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soevereiniteits- en democratiebeginsel

A

De mensen sluiten gezamenlijk een vredesakkoord, het sociaal contract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Legaliteitsbeginsel

A

Er is een staat die het sociaal contract tussen mensen kan afdwingen, maar die strikt gebonden is aan de wetten die de partijen zelf hebben opgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beginsel van trias politica

A

De macht van de staat wordt voor de zekerheid verder begrensd door interne scheiding van de staatsmacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Klassieke grondrechten

A

Recht op gelijke behandeling
Recht op persoonlijke vrijheid
Recht op politieke vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociale grondrechten

A

Kun je niet bij de rechter afdwingen. Werkgelegenheid, sociale zekerheid, volksgezondheid, sociale woningbouw, onderwijs bescherming van de posities van werknemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Recht

A

Geheel in wetten vastgelegde regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rechtsorde

A

Het geheel van rechtsregels, rechtsbeginselen en de manier waarop het recht is georganiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wetgevende macht

A

Het parlement en de regering. Stelt de wetten op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitvoerende macht

A

Ministers en ambtenaren. Voert de wetten uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rechterlijke macht

A

Rechters. Oordeelt in conflicten over de juiste toepassing van de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Checks and balances

A

De machten controleren elkaar en werken evenwichtig samen, waardoor ze elkaar aanvullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Klassenjustitie

A

Als rechters zich laten leiden door vooroordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Privaatrecht

A

Rechtszaken waarbij 2 of burgers of organisaties tegenover elkaar staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Rechtspersonen

A

Bijv. Stichtingen en bv’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Eiser

A

Degene die de zaak voorlegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Gedaagde

A

Persoon die voor de rechter wordt gedaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Geschil

A

Het conflict dat je aan de rechter voorlegt

24
Q

Dagvaarding

A

Een schriftelijke mededeling aan een persoon om voor de rechter te verschijnen

25
Vonnis
Beslissing van een rechter
26
Dwangsom
Een geldbedrag dat betaald moet worden
27
Kort geding
Een versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken
28
Mediation
Een onafhankelijke bemiddelaar die helpt een conflict op te lossen
29
Publiekrecht
De verhouding tussen burgers en de overheid. Staatsrecht, strafrecht en bestuursrecht.
30
Bestuursrecht
De regels waar de overheid zich aan moet houden
31
Onschuldvermoeden
Als verdachte ben je onschuldig tot het tegendeel door de rechter bewezen wordt geacht.
32
Strafbaarheidsbeginsel
Je kunt niet veroordeeld worden voor iets wat volgens de wet niet strafbaar is op het moment van plegen.
33
En bis in idem-regel
Je kunt niet twee keer vervolgd worden voor hetzelfde vergrijp
34
Verjaringstermijn
Iemand kan na een lange tijd niet meer vervolgd worden. (Behalve bij moord, verkrachting en mensensmokkel)
35
Misdrijven
Ernstig strafbare feiten (zoals moord, mishandeling, verkrachting)
36
Overtredingen
Minder ernstige strafbare feiten (zoals overlast, fietsen zonder licht, wildplassen)
37
Openbaar Ministerie
Overheidsinstantie die de leiding heeft over het opsporen en vervolgen van strafbare feiten
38
Verdachte
Als een er redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf of overtreding bestaat
39
Staande houden
Laten stilstaan en vragen naar je identiteitsbewijs
40
Aanhouden
Arresteren en meenemen naar het politiebureau voor verhoor
41
Dwangmiddelen
Fouilleren en het in beslag nemen van bewijsmateriaal
42
Seponeren
Besluiten om niet verder te vervolgen
43
Transactie
Een geldboete of taakstraf
44
Strafbeschikking
Het OM kan zelf een straf opleggen
45
Vervolgen
Een zaak voor de rechter laten komen
46
Tenlastelegging
Waarvan iemand beschuldigd wordt
47
Terechtzitting
Opening Aanklacht Onderzoek Requisitoir Pleidooi Laatste woord Vonnis
48
Strafuitsluitingsgronden
Als iemand het feit wel heeft gepleegd, maar niet strafbaar wordt geacht
49
Ontoerekeningsvatbaarheid
Als iemand niet verantwoordelijk gesteld wordt voor het gepleegde delict
50
Vrijheidsstraf
Gevangenisstraf
51
Taakstraffen
Werkstraf of gedragstraining
52
Bijkomende straf
Bijvoorbeeld rijbewijs innemen of stadionverbod
53
Strafrechtelijke maatregelen
Schade van het misdrijf herstellen, zoals schadevergoeding of verplichte tbs
54
Resocialisatie
Met een straf proberen het gedrag van een crimineel te verbeteren, zodat hij zich aanpast aan de normen van onze samenleving
55
Jeugdstrafrecht
Lichte misdrijven bij een Halt-bureau. Zwaardere misdrijven voor de kinderrechter.
56
Adolecentenstrafrecht
De rechter kan kiezen tussen jeugdstrafrecht en volwassenenstrafrecht