Hoofdstuk 2: roosterfouten Flashcards

(34 cards)

1
Q

2 eigenschappen nog van kristallen

A

ze zijn zelden perfect

ze kunnen fouten hebben in de roosters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom zijn fouten in kristalroosters belangrijk?

A

omdat ze zorgen voor belangrijke eigenschappen van materialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke soorten kristalfouten kun je hebben

A

puntfouten: op een punt
dislocaties: langs een lijn
korrelgrenzen: over een vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 2 soorten vaste oplossingen heb je

A

substitutionele vaste oplossing

interstitiële vaste oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer heb je een volledige oplosbaarheid bij de substitutionele vaste oplossing

A

wanneer één type atoom een ander soort atoom vervangt en dat gaat wanneer er wordt voldaan aan wat regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de 4 regels voor te voldaan aan volledige oplosbaarheid bij de substitutionele vaste oplossing

A

minder dan 15% verschillen in atoomdiameter

dezelfde kristalstructuur

vergelijkbare EN-waarde

dezelfde chemische valentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurt er als dezelfde chemische valentie niet wordt behouden bij de substitutionele vaste oplossing

A

dan is er een beperkte oplosbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een interstitiële vaste oplossing

A

dat is wanneer een kleiner vreemd atoom zit op een plaats die normaal niet bezet is door atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de 2 voorwaarden voor een interstitiële vaste oplossing

A

de diameter legeringsatomen moet kleiner zijn dan de grootte van lege plaatsen tussen roosteratomen

de atomen moeten vergelijkbare elektronegativiteit bezitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het doel van de interstitiële vaste oplossing

A

het maken van legeringen om de sterkte van het metaal te verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een eigenschap van puntfouten

A

dat de onderbreking van het rooster heel gelokaliseerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 3 soorten puntfouten heb je + leg uit

A

vacature: lege plaats in het rooster
zelfinterstitieel: rooster atoom op de verkeerde plaats

aanwezigheid van een vreemd atoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke onderverdeling heb je bij aanwezigheid van een vreemd atoom bij puntfouten + leg uit + andere naam

A

substitutioneel: vervangend roosterdeeltje + substitutionele legeringen
interstitieel: op een plaats die normaal niet bezet is door deeltjes + interstitiële legeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe ontstaat een lijnfout of dislocatie (2)

A

bij het stollen van materiaal

tijdens mechanische vervorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke 2 types van dislocaties heb je

A

randdislocatie

schroefdislocatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke soort dislocatie is dit

A

randdislocatie

17
Q

welke soort dislocatie is dit

A

schroefdislocatie

18
Q

wat zijn 4 kenmerken van dislocaties

19
Q

wat is een polykristallijn materiaal + waar komt het meestal voor

A

Polykristallijn materiaal = materiaal opgebouwd uit meerdere kristallen met een oriëntatieverschil + technische materialen

20
Q

wat is een oppervlaktefout + ander woord

A

een oppervlaktefout of een korrelgrens is een grenszone tussen 2 korrels die een verschillende oriëntatie vertonen

21
Q

wanneer ontstaan oppervlaktefouten (2)

A

tijdens het stollen of het vervormen van het materiaal

22
Q

welke 3 soorten oppervlaktefouten heb je

A

tweelinggrenzen

subgrenzen

korrelgrenzen

23
Q

wat is een tweelinggrens + hoe ontstaat het

A

die scheidt 2 symmetrische kristallijne regio’s +

door het koud of heel snel vervormen van materialen

24
Q

wat zijn subgrenzen

A

dat is een oppervlaktefout waarbij het oriëntatieverschil tussen beide kristallen minder is dan 2°

25
wat zijn korrelgrenzen + wanneer ontstaan ze
dat zijn oppervlaktefouten die een oriëntatieverschil hebben tussen kristallen groter dan 2° + bij stollen
26
teken een schets van een korrelgrens
27
welke soort oppervlaktefout is dit
tweelinggrens
28
welke soort oppervlaktefout is dit
subgrens
29
welke soort oppervlaktefout is dit
korrelgrens
30
synoniem voor kristalrooster
korrels
31
wat is de oorzaak en gevolg van kiemvorming bij kristallijne materialen
oorzaak: als de stoltemperatuur bereikt wordt dan begint de kristallisatie op veel plaatsen tegelijk gevolg: kiemen groeien uit tot korrels
32
wat gebeurt er met groeiende korrels die elkaar raken
als de oriëntatie hetzelfde is, dan versmelten ze tot 1 groot kristal (kans is klein)
33
wat is het eindresultaat van de kiemvorming
je krijgt een polykristallijn materiaal
34
waar is de korrelgrootte afhankelijk van + bespreek 2 mogelijkheden
van de afkoelsnelheid trage afkoeling = weinig kiemen = grofkorrelige kristallijne structuur snelle afkoeling = veel kiemen = fijnkorrelige structuur