Hoofdstuk 3 Flashcards

Het begin van het leven (26 cards)

1
Q

Corpus luteum

A

Restant van de follikel waaruit de bevruchte eicel is gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Placenta

A

(moederkoek) orgaan dat de foetus van voedingstoffen voorziet zodat deze kan gaan groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uterinaire vloeistof

A

Vloeistof waarmee de embryo word gevoed en beschermd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Spermacel

A

Mannelijke voortplantingscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ovum

A

Vrouwelijke voortplantingscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Deoxyribonucleic acid

A

DNA (dexoxyribonucleïnezuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mitose

A

Is een type celdeling waarbij nieuwe dochtercellen ontstaan die gelijk zijn aan de moedercel, en op hun beurt in staat zijn om zich te delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Meiose

A

Het proces van celdeling waarbij vier dochtercellen ieder de helft van het aantal chromosomen van de oudercel krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Allelen

A

Paren van genen die eigenschappen bepalen die verschillende vormen kunnen aannemen. Voorbeeld: haarkleur, oogkleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Reactierange

A

De mogelijke variatie in de daadwerkelijke manifestatie van een eigenschap als gevolg van omgevingsomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genoom

A

Volledige set van genetische instructie van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Spontane mutatie

A

Verandering van genen zonder aanwijsbare redenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neuroticisme

A

De mate van emotionele stabiliteit die een individu gewoonlijk vertoont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Extraversie

A

De mate waarin mensen graag in andermans gezelschap verkeren en zich het beste voelen in een groep mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conceptie

A

Hierbij komen een zaadcel en eicel samen om de eencellige zygote te creëren waarmee het leven begint (ookwel bevruchting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Blastocyst

A

Een bevruchte eicel

17
Q

Ectoderm

A

Buitenste laag van de embryo -> huid, haar, tanden, zintuigen, hersenen en ruggenmerg

18
Q

Endoderm

A

Binnenste laag van een embryo -> spijsverteringstelsel, de lever, de alvleesklier, ademhalingsstelsel

19
Q

Mesoderm

A

De laag tussen het endoderm en ectoderm bij een embryo -> spieren, botten, bloed en bloedsomloop

20
Q

Neuronen

21
Q

Hemisferen

A

De linker- en rechterhelften van de hersenen

22
Q

Myeline

A

Een isolerend materiaal dat de neuronen (zenuwcellen) bedekt

23
Q

Androgenen

A

Mannelijke geslachtshormonen

24
Q

Miskraam/Spontane abortus

A

Wanneer een zwangerschap eindigt voordat het zich ontwikkelende kind buiten de baarmoeder kan overleven

25
Doodgeboren
Wanneer een kind na 16 weken zwangerschap sterft
26
Abortus
Wanneer een moeder er vrijwillig voor kiest haar zwangerschap te beëindigen