Hoofdstuk 4 Flashcards

(30 cards)

1
Q

Verval

A

Achteruitgang,daling,instorting,neergang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Handhaven

A

In stand houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ondubbelzinnige

A

Concreet, duidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Poneren

A

Stellen, beweren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opzichtige

A

Op een erfelijke manier opvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Scenario

A

Beschrijving van hoe een film eruit gaat zien, beschrijving van toekomstige gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Semi

A

Half

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De dienst uitmaken

A

Bepalen wat er gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Overwegend

A

Voornamelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Evolueren

A

Zich ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verbasteren

A

Door inbreng van vele fouten of vreemde elementen doen verloederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wrevel

A

Ingehouden irritatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Devies

A

Motto, lijfspreuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Relativeren

A

Het betrekkelijke inzien. Of aangeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pleidooi

A

Toespraak waarin je iemand wilt overtuigen, en daardoor iets te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Registreren

A

Voelen,zien of horen met een apparaat vastleggen

17
Q

Anarchistisch

A

Als iets of iemand heeft te maken heeft met anarchisme (het streven naar een situatie)

18
Q

Dynamisch

A

Met veel vaart

19
Q

Het tij keren

A

Een verkeerde ontwikkeling ontwikkeling tegengaan

20
Q

Treft geen enkele blaam

A

Kun je niets verwijten

21
Q

Perk en paal

A

De grens leggen

22
Q

Met man en muis

A

Vergaan-met alles en iedereen

23
Q

Met raad en daad

A

Bijgestaan-iemand op alle mogelijke manieren helpen

24
Q

Lusten en lasten

A

Delen-de voor- en nadelen ondervinden

25
Bont en blauw
Geslagen- iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt
26
Wikken en wegen
Afwegen en aarzelen
27
Met man en macht
Met hulp van zoveel mogelijk mensen
28
Van top tot teen
Van onder tot boven
29
Met hun hele hebben en houwen
Met alles wat ze bezitten
30
Zonder slag of stoot
Zonder enige tegenstand te krijgen