Hoofdstuk 4 Flashcards

(31 cards)

1
Q

Algemene wet gelijke behandeling

A

Wet die het verbiedt om onderscheid te maken op basis van leeftijd, gender, afkomst, religie en seksuele geaardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbeidsmotieven

A

Redenen om te willen werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cao

A

Collectieve arbeidsovereenkomst. Afspraken per bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Minimumloon

A

Het loon dat je vanaf 21 jaar minstens moet verdienen in een voltijdbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bv

A

Besloten vennootschap. Onderneming met één of meer eigenaren die aandeelhouder zijn. De aandelen worden niet vrij verhandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dividend

A

De winstuitkering van een bv of een nv aan de aandeelhouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eenmanszaak

A

Onderneming met één eigenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Flexibele baan

A

Je hebt alleen werk wanneer een bedrijf je nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nv

A

Naamloze vennootschap. Onderneming met meerdere eigenaren die aandeelhouder zijn. De aandelen worden verhandeld op de effectenbeurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stichting

A

Instelling die opgericht is om een maatschappelijk of ideëel doel te realiseren en die niet op winst gericht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vaste baan

A

Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, dus zonder einddatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vof

A

Vennootschap onder firma. Een onderneming met meerdere eigenaren die samen de leiding hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zelfstandige

A

Iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdiend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zzp’er

A

Zelfstandige zonder personeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Arbeidsmarkt

A

Het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aanbod van arbeid

A

Komt van de werkenden en werkzoekenden ( de beroepsbevolking)

17
Q

Vraag naar arbeid

A

Komt van werkgevers

18
Q

Arbeidsparticipatie

A

Arbeidsdeelname. Het percentage van de bevolking dat werkt of wil werken

19
Q

Arbeidsverdeling

A

Personen of bedrijven doen werk waarin zij gespecialiseerd zijn

20
Q

Krappe arbeidsmarkt

A

De vraag naar arbeid is groter dan het aanbod

21
Q

Loon

A

De prijs voor arbeid

22
Q

Productie sectoren

A

Indeling van productie en arbeid in primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector

23
Q

Werkloosheid

A

Het aanbod van arbeid is groter dan de vraag

24
Q

Geregistreerd werkloos

A

Je bent als werkloze ingeschreven bij het UWV

25
Verborgen werkloos
Als er geen werk voor je is en je niet bent ingeschreven bij het UWV
26
Werkgelegenheid
Alle banen die er zijn
27
Conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid die ontstaat door schommelingen in de economie
28
Frictie werkloosheid
Kortdurende werkloosheid omdat er tijd nodig is om een nieuwe baan te vinden
29
Regionale werkloosheid
Werkloosheid die in bepaalde gebieden hoger is dan gemiddeld in het land
30
Seizoenswerkloosheid
Werkloosheid doordat werk alleen in een deel van het jaar gedaan kan worden
31
Structurele werkloosheid
Werkloosheid die ontstaat doordat er teveel mensen een baan willen doen waar te weinig mensen voor nodig zijn