Hoofdstuk 4 Flashcards
(83 cards)
1
Q
A qué te dedicas?
A
Wat doe je voor werk?
2
Q
Eres de aqui?
A
Kom je hier vandaan?
3
Q
Sois de aqui?
A
Komen jullie hier vandaan?
4
Q
A veces es dificil
A
Soms is het moeilijk
5
Q
Así es
A
Zo is het
6
Q
Ayudamos a la gente
A
We helpen de mensen
7
Q
Compartimos un piso
A
We delen een appartement
8
Q
Escribo artículos sobre
A
Ik schrijf artikelen over
9
Q
Estoy jubilado/a
A
Ik ben gepensioneerd
10
Q
No me acuerdo
A
Ik kan het me niet herinneren
11
Q
No, no somos de aquí
A
Nee, we komen hier niet vandaan
12
Q
Viven juntos
A
Ze wonen bij elkaar
13
Q
Yo pago más
A
Ik betaal meer
14
Q
a las nueve de la noche
A
om negen uur ‘savonds
15
Q
abrir
A
openen
16
Q
agente inmobiliario, el/la
A
de makelaar
17
Q
alguien
A
iemand
18
Q
allí
A
daar
19
Q
aprender
A
leren
20
Q
aquí
A
hier
21
Q
arena fina, la
A
het fijne zand
22
Q
bailar
A
dansen
23
Q
bañista, el/la
A
de badgast
24
Q
bastante bien
A
best goed
25
bloguero/a, el/la
de blogger
26
bocadillo de queso, un
een broodje kaas
27
cada día
elke dag
28
cantante, el/la
de zanger/zangeres
29
cantar
zingen
30
capital, la
de hoofdstad
31
casi todo
bijna alles
32
casi todos
bijna allemaal
33
cocinero/a, el/la
de kok/kokkin
34
compartir
delen
35
comprender
begrijpen
36
correo electrónico, un
een e-mail
37
de mayo a octubre
van mei tot oktober
38
desear
wensen
39
electricista, el/la
de electricien
40
en la panadería
bij de bakker
41
en la playa
op het strand
42
en un banco
bij een bank
43
en verano
in de zomer
44
esuchar
luisteren (naar)
45
estudiante, el/la
de student
46
fiesta, una
een feest
47
gerente, el/la
de directeur/directrice
48
hablar
spreken
49
informático/a, el/la
de ict-er
50
invitados, los
de gasten
51
leer
lezen
52
limpiar
schoonmaken
53
masajista, el/la
de masseur/masseuse
54
médico/a, el/la
de arts
55
mis padres
mijn ouders, mijn vaders
56
niño perdido, un
een kind dat is verdwaald
57
otros idiomas
andere talen
58
pagar
betalen
59
periodista, el/la
de journalist/journaliste
60
perro, el
de hond
61
picadura de medusa, una
een kwallenbeet
62
profesor/a, el/la
de leraar/lerares
63
provincia, la
de provincie
64
recepcionista, el/la
de receptionist/receptioniste
65
sector turístico, el
de toeristische sector
66
ser
zijn
67
sobre todo
vooral
68
socorrista, el/la
de strandwacht
69
tan interesante
zo interessant
70
terraza, una
een terras
71
tienda de ropa, una
een kledingzaak
72
todo el año
het hele jaar
73
tomar
nemen
74
trabajar
werken
75
trabajo muy gratificante, un
dankbaar werk
76
turistas extranjeros, los
de buitenlandse toeristen
77
vender
verkopen
78
viajar
reizen
79
vivir
wonen
80
en autobús
met de bus
81
en bici
op de fiets
82
en coche
met de auto
83
en tren
met de trein
