hoofdstuk 4 proef 4 Flashcards
(59 cards)
Wat is een pluriforme samenleving?
Een samenleving waarin veel verschillen tussen mensen bestaan in levensstijl, godsdienst en andere cultuurkenmerken.
Wat is cultuur?
Alle waarden, normen, gewoonten en andere aangeleerde cultuurkenmerken die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
Wat is een cultuurkenmerk?
Een eigenschap of gedraging die voortkomt uit de cultuur van mensen zoals waarden, normen en gewoonten.
Wat is de socialisatiefunctie van cultuur?
Het proces waardoor de cultuur van de groep waar iemand bij hoort een deel van zijn persoonlijkheid bepaalt.
Wat is een gemeenschappelijk referentiekader?
Alles wat mensen gezamenlijk bezitten aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.
Wat is gedragsregulering?
Sturing van het gedrag van mensen zodat het geordend en voorspelbaar verloopt.
Wat is de dominante cultuur?
Alle waarden, normen en gewoonten en andere cultuurkenmerken die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt en als vanzelfsprekend beschouwt.
Wat is een subcultuur?
Een cultuur waarin sommige waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.
Wat is culturele diversiteit?
Het naast elkaar bestaan van veel verschillende subculturen en levensstijlen.
Wat is gender?
Culturele verschillen tussen mannen en vrouwen.
Wat zijn rolpatronen?
Algemene verwachtingen en opvattingen over hoe iemand zich hoort te gedragen.
Wat is een etnische subcultuur?
Cultuur van een groep mensen die zich onderling verbonden voelt door hun land van herkomst en de daarbij horende waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken.
Wat is een tegencultuur?
Cultuur van groepen die zich verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur en die willen veranderen.
Wat is sociale cohesie?
De mate waarin mensen zich verbonden voelen met elkaar.
Wat is socialisatie?
Het proces waarbij mensen bewust en onbewust de waarden, normen en andere cultuurkenmerken aanleren van de groep of groepen waar ze bijhoren.
Wat zijn socialiserende instituties?
Groepen en organisaties die specifieke waarden, normen en gewoonten overdragen.
Wat is sociale controle?
De manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.
Wat is een sanctie?
Maatregel om gedrag te stimuleren of af te keuren.
Wat is internalisatie?
Het proces waarbij mensen zich waarden, normen en gewoonten eigen maken en zich automatisch gaan gedragen zoals hun omgeving van hen verwacht.
Wat is persoonlijke identiteit?
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft.
Wat is sociale identiteit?
Het deel van het zelfbeeld dat is afgeleid van de groepen en culturen waarmee iemand zich verbonden voelt.
Wat is cultuurrelativisme?
Visie waarin culturen gelijkwaardig aan elkaar zijn en waarin je het gedrag van de leden van een cultuurgroep alleen beoordeelt naar de maatstaven van die cultuur.
Wat is cultuuruniversalisme?
Visie waarin je uitgaat van universele waarden die voor iedereen op de wereld gelden en het gedrag van de leden van een cultuurgroep daaraan afmeet.
Wat is etnocentrisme?
Manier van kijken waarbij de eigen groep wordt gezien als middelpunt van alles en alle andere daaraan afmeet.