Hoofdstuk 4: Roken & Drinken in de adolescentie en de invloed van omgevingsfactoren Flashcards

(14 cards)

1
Q

Twee soorten opvoeding

A
  1. Algemene opvoeding

2. Middelenspecifieke opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee belangrijke dimensies binnen algemene opvoeding

A
  1. Steun

2. Controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Middelenspecifieke opvoeding

A

Expliciete handelingen die ouders uitvoeren om het rook- of drinkgedrag van hun kinderen te ontmoedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer drinken kinderen minder? (2)

A
  • Als ouders duidelijk zijn over alcoholgebruik

- Als ouders drinkgedrag afkeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn (3) verklaringen waarom kinderen met een niet-roken afspraak meer kans hebben om te gaan roken?

A
  1. Ouders maken een niet-roken afspraak pas op het moment dat ze merken dat hun kind experimenteert
  2. Ouders met een niet-roken afspraak denken dat ze al genoeg gedaan hebben en communiceren er verder niet over
  3. Ouders die weten dat hun kind niet zal gaan roken, maken ook geen niet-roken afspraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meer communicatie over alcohol leidt tot …

A

… meer drinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Directe invloed gebruik van ouders

A

Kinderen observeren en imiteren het gedrag van hun ouders (sociale leertheorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ouders hebben invloed via leeftijdsgenoten (4)

A
  1. Ouders kunnen indirect invloed hebben op keuze van vrienden
  2. Ouders kunnen omgang met bepaalde leeftijdsgenoten bemoedigen/ontmoedigen
  3. Ouders hebben invloed op het zelfvertrouwen van hun kinderen m.b.t. sociale relaties
  4. Ouders dragen hun normen en waarden over, wat effect heeft op de relaties die ze aan gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bidirectionele samenhang

A

Ouders en kinderen beïnvloeden elkaar wederzijds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Processen van belang voor homogeniteit van groepen (2)

A
  1. Invloed

2. Selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Selectie werkt op (2) manieren

A
  1. Jongeren kiezen nieuwe vrienden die dezelfde eigenschappen, opvattingen en gedragingen hebben
  2. Jongeren ontwijken mensen die andere eigenschappen, opvattingen en gedragingen hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Motieven voor de relatie tussen rookprototypen en roken (2)

A
  1. Zelfconsistentiemotieven

2. Zelfverbeteringsmotieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zelfconsistentiemotieven

A

Jongeren gaan roken omdat ze denken dat de kenmerken van leeftijdsgenoten die roken overeenkomen met hun reëele zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelfverbeteringsmotieven

A

Jongeren gaan roken omdat zij denken dat zijn over dezelfde eigenschappen zullen gaan beschikken als andere leeftijdsgenoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly