Hoofdstuk 4.1 begrippen Flashcards

1
Q

Barok

A

Europese stijlperiode die begin zeventiende eeuw in Italië ontstaat en voortduurt tot in de eerste helft van de achttiende eeuw. Kenmerken: veel versieringen die aansturen op heftige emoties bij de kijker of luisteraar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Homo universalis

A

mens die brede kennis koppelt aan vaardigheden op allerlei gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Renaissance

A

Wedergeboorte: Opleving van de idealen en kunst van de klassieke oudheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Humanisme

A
  • De wereld vanuit wetenschappelijk te verklaren in plaats van religie.
  • De mens, als maat van alle dingen
  • Mens heeft recht op vrijheid en het nastreven van geluk in zijn eigen leven i.p.v. in een toekomstig paradijs.
  • Menselijk verstand de ruimte geven om te ontwikkelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Anatomie

A

In de beeldende kunst: kennis over de manier waarop het menselijk lichaam in elkaar zit wat betreft spieren, verhoudingen, bewegingen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Detorica

A

De kunst om goed te spreken in het openbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Imitatio

A

Het navolgen en imiteren van oudere voorbeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aemulatio

A

Het overtreffen van oudere voorbeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fresco’s

A

Muur- of plafondschildering aangebracht op een natte kalklaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Palazzio

A

Italiaans paleis voor gezaghebbende families of instellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Amfitheater

A

Ovaal theater met oplopende zitplaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mecenas

A

Persoon die geld beschikbaar maakt voor het maken of behouden van kunst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Toneelmachinerieen

A

Mechanische installaties waarmee in een theater decors kunnen worden bediend en theatrale effecten worden bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Naumachia

A

Nagespeeld zeegevecht met op schaal nagebouwde oorlogsschepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intermedio

A

Kort tussenspel in een toneelstuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Coulissen

A

Decor dat spelers van het publiek afschermt.

17
Q

Traktaat

A

Stuk tekst over een afgebakend onderwerp, bv een pamflet.

18
Q

Tragedie

A

Treurspel

19
Q

Gotiek

A

Kenmerkend voor de bouwkunst zijn luchtbogen, spitsbogen en grote raampartijen. Kenmerkend voor de beeldende kunst is het streven naar gedetailleerdheid en realisme.

20
Q

Lijsttheater

A

Theater met een verhoogd, omlijst podium.

21
Q

Commedia dell’arte

A

Volks straattoneel, vaak geïmproviseerd met pantomime en acrobatiek.

22
Q

Madrigaal

A

Meerstemmig lied voor een groep zangers.

23
Q

Affectenleer

A

Muziektheorie die beschrijft hoe muzikale middelen, toonsoorten en instrumenten kunnen worden ingezet om gevoelens uit te drukken.

24
Q

Basso continuo

A

Doorlopende bas als begeleiding van zangers en musici in de zeventiende en achttiende eeuw.

25
Q

Recitatief

A

Onderdeel van een opera of oratorium waarin de solist een verhaal vertelt (reciteren betekent voorlezen). De melodie is sober, met weinig toonhoogteverschillen en kleine intervallen. De begeleiding bestaat uit ondersteunende harmonieën op de belangrijkste woorden.

26
Q

Aria

A

Lied voor één zangstem met orkestbegeleiding als onderdeel van een opera, cantate of oratorium.

27
Q

Prima practica

A

Muziekstijl uit de zestiende eeuw die teruggrijpt op de regels uit de renaissance. Gebruikt de kerktoonladders (modi) en vermijdt overdaad in muzikale uitingen en gebruik van instrumenten.

28
Q

Dissonant

A

Een samenklank die schril (niet harmonieus) klinkt.