Hoofdstuk 6: thanato-etiologie Flashcards

(84 cards)

1
Q

Asfyxie

A

Verstikking/tekort aan zuurstof in de weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fasen bij asfyxie

A
  • Fase van dyspnoe (ademnood)
  • Convulsieve fase: vermindering van de ademhalingsbeweging
  • Pre terminale stilstand van de ademhaling
  • Fase van terminale ademhalingsbewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cyanose

Klassieke asfyxieverschijnsel

A

Donkere/paarse kleur van het gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Congestie

Klassieke asfyxieverschijnsel

A

Door belemmering van de bloedcirculatie ter hoogte van de hals of door hartvaten, gaan bloedvaten zich uitzetten.

Bloedverlies uit neusslijmvlier of oor, sclerose bloedvaten, petechiën op het gelaat en tardieu vlekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oedeem

Klassiek asfyxieverschijnsel

A

Opzwelling van het gelaat

Lippen zetten uit en de ogen puilen uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mechanisch oorzaken van asfyxie

A

Zijn handelingen die erop beletten dat de ademhaling verdergaat. De ademhaling wordt dus op een mechanische manier belemmerd.

Smothering/smoring en chocking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Smothering

A

Een mechanische afsluiting van de neus en mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Choking

A

Een mechanische afsluiting van de interne luchtwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bolusdood

A

Inslikken van een groot voedselbrok, waardoor de luchtpijp afgesloten wordt door voedsel en men dus niet meer kan ademen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Suffocation

A

Inademen van lucht met weinig of geen O2

= hypoxic death

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wurging/throttling

A

Manuele strangulatie, steeds door derde(n) met handen of een arm-lock. De hals wordt dichtgeknepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Strangulatie

A

Omstrengeling van de bloedvaten en luchtwegen d.m.v. een snoerend voorwerp

Dus niet met de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Soorten ophanging

A
  • Volledige ophanging: lichaam maakt geen contact met de grond
  • Onvolledige ophanging: lichaam maakt wel contact met de grond (staand, knielend, zitten, liggend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uitwendige lijkverschijnselen bij ophanging

A
  • Protrusie van de tong
  • Speekselsliert (wijst erop dat de persoon nog leefde op het moment van de ophanging)
  • Lijkvlekken aan de onderste ledenmaten
  • Strenggroef (vaak schuin stijgend)
  • Snoerspoor
  • Strenggroefbloeding
  • Bijkomende zelf toegebrachte letsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sexual asphyxias

A

Auto-erotische ophanging bij volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Burking

Dooddrukking

A

Persoon gaat op het borstkas van een ander zitten of staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dooddrukking

A

Drup op de borst, waardoor in- en uitademing belemmerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verdrinkingsdood

A

Het gevolg van de belemmering van de ademhaling doordat de mond en neus worden afgesloten door een vloeibaar medium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hydrocutie

A

Een plotse dood door een reflectorische hartstilstand in het water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kataleptische rigor

Lijkverschijnsel bij waterlijk

A

Grashalmen in handpalmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Huidmaceratie

Lijkverschijnsel bij waterlijk

A

Verrimpelde huid bij handen/vuiten, die uiteindelijk lostkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Emphysemia aquosium

Lijkverschijnsel bij waterlijk

A

Longen zijn uitgezet waardoor de randen van de longen elkaar overlappen op de ‘middenlijn’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Warmte regulatie van het lichaam

A
  1. Exogene warmte-opname: van buiten ons lichaam
  2. Endogene warmteproductie: van binnen ons lichaam
  3. Radiatie convectie en conductie via de huid: warmteverlies via de huid
  4. Verdamping van water via zweet of ademhaling

Bij 41 graden van het lichaam = gevarenzone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Eerste graad

Brandwonde

A

Rode huid zonder restletsel, want het blijft beperkt tot de opperhuid

Tot temperatuur van 50 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Tweede graad ## Footnote Brandwonde
Diepere | Bij temperatuur tussen de 50 en 70 graden
25
Derde graad ## Footnote Brandwonde
Schade tot in de onderhuid, geeft altijd littekens. | Boven de 70 graden
26
Vierde graad ## Footnote Brandwonde
Zwarte verkoling/carbonisatie, ook het onderliggend spierweefsel is aangetast.
27
Crow-Glassman
Schaal om de ernst van letsel te bepalen: - Stadium 1: blaren en verzengde haren, maar nog contact en geen verkoling - Stadium 2: verkoling, maar contact - Stadium 3: destructieve verkoling/bepaalde lichaamsdelen zijn verdwenen - Stadium 4: brandtorso/grote delen van het lichaam ontbreken en explosie van organen
28
Hyperthermie
Oververhitting
29
Hypothermie
Onderkoeling
30
Hide and die
Mensen verstoppen zich in een kleine ruimte, maar sterven alsnog door de kou
31
Paradoxale ontkleding/kalte idiotie
Kleding uittrekken in een koude omgeving. ## Footnote Er is niet geweten waarom mensen dit doen
32
Doodsmechanisme bij elektrocutie
- Cardiale aritmie - Ademhalingsstisltand - Paralyse van de hersenstamcentra
33
Stompgeweld
Een letsel aan een lichaamsdeek dat veroorzaakt wordt door mechanisch geweld. Dus, er is hier sprake van energieoverdracht ## Footnote E (kinetische energie) = m (massa) . V² (snelheid)/2
34
Directe krachtinwerking ## Footnote Stompgeweld
Een bewegen voorwerp btst op het lichaam of een bewegend lichaam botst op obstakel
35
Indirecte krachtinwerking
Voortplanting van energie, waardoor er een letsel op afstand ontstaat ## Footnote Vb. val op hand en letsel aan schouder
36
Acceleratie- en decleratieletsels
- Acceleratie: van stilstaan, naar plotselinge snelheid - Deceleratieletsel: van snelheid naar plotselinge stilstand
37
Letsels bij licht stompgeweld
- Ecchymose - Hematoom - Abrasio - Excoriato - Kneuswonde
38
Ecchymose ## Footnote Licht stompgewld
Onderhuidse bloeding = blauwe plek
39
Hematoom ## Footnote Licht stompgeweld
Gelokaliseerde bloeduitstorting (bloedbuil)
40
Abrasio
Oppervlakkige schaafwonde
41
Excoratio ## Footnote Licht stompgeweld
Diepere schaafwonde, men kan hierbij ook de schaafrichting bepalen
42
Laceratie ## Footnote Zwaar stompgeweld
Een wonde die ontstaat door verscheuring van de huid
43
Décollement
Ontstaat door een grote kracht op de huid, waardoor de huid wordt losgerukt van het onderhuids spierweefsel
44
Epiduraal hematoom
Hematoom gelegen tussen de schedel en het harde hersenvlies ## Footnote Bolvormig
45
Subduraal hematoom
Hematoom gelegen tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies ## Footnote Banaanvormig
46
Subarachnoïdale bloeding
Hematoom in de subarachnoïdale ruimte. ## Footnote Volgt de windingen van de hersenen
47
Hersenkneuzing (hersencontusie)
Kleine bloedingen in de hersenen, haat gepaard met een subarachnoïdale bloeding.
48
Herseninklemming
De hersenen worden ingeklemd door de bloedingen die de intercraniële druk laat stijgen. ## Footnote Gat in schede boren om het bloed af te voeren en de druk te verminderen
49
Steekwonde
Een verwonding die veroorzaakt is door een snijdend en puntig voorwerp. De diepte van de wonde is groter dan de uitwendige lengte van de wonde.
50
Doodsmechanismen van steekwonden
- Exsanguinatie: bloedverlies - Pneumothrax: klaplong - Luchtembool - Bloedaspiratie - Handlungsfähigkeit ## Footnote Exsuingatie, luchtembool en bloedaspiratie zijn ook de doodsmechanismen bij snijwondes
51
Snijwonden
Wordt veroorzaakt dan een scherpsnijdend voorwerp,de randen van een snijwonde zijn glad en regelmatig, maar aan één van de uiteinden (in de snijrichting) kan men een 'staartje' aantreffen. Bij een snijwonde is de uitwendige lengte en de wonde langer dan de diepte van de wonde.
52
Schotwonden
Is een verwondingen opgelopen door een projectiel dat werd afgevuurd uit een vuurwapen/schiettuig
53
Ballistisch expert
Vuurwapendeskundige
54
Shotgun residues (GSR)/schotresten
Kleine deeltjes die gevormd zijn tijdens de verbranding van kruit en slagas die naar buiten komt uit het vuurwapen. ## Footnote => handen bemonsteren om te kijken of er kruitpartikels aanwezig zijn
55
Kenmerken waar inschotwonden afhankelijk van zijn
- Anatomische plaats waar het schotletsel gelegen is: rond of stervormig - Inslaghoek - Gebruikt wapen en munitie - Schootafstand
56
Soorten schootafstanden
1. schot à bout touchant/drukschot: loop staan in contact met of is zeer dichtbij de huid, waardoor de randen beroet zijn 2. Schot à bout portant/ schot op geringe afstand: rond de ingangsopening is roet aanwezig = roet- en tatoeagezone (zone wordt kleiner met hoe dichter de loop zich bevindt) 3. Schot op grote afstand (>50cm): geen roet/kruitartikkels, enkel een erosiezone rond de wonrd (= huid weggeschaafd) ! wordt moeilijker dan om het verschil tussen in- en uitschot te maken
57
Toxicologie
De medisch-biologische discipline die de wisselwerking beschrijft tussen dode stof en levende materie ## Footnote Een toxicoloog gaat de scheikundige stof opsporen
58
Taak van toxicoloog
1. Kwalitatieve opsporing: welke bepaalde stof en is er een bepaalde stof aanwezig in het lichaam 2. Kwantitatieve opsporing: hoeveel concentraat van een bepaalde stof zit er in een lichaam
59
Acute intoxicatie
Een stof wordt éénmalig in een hoge toxische dosis toegediend. ## Footnote <-> chronische blootstelling
60
Chronische toxiciteit
Wanneer iets na landurige blootstelling een schadelijk effect heeft ## Footnote <-> accute intoxicatie
61
Farmacokinetiek
Effect van lichaam op de stof
62
Farmacodynamiek
Effect van stof op het lichaam
63
Alcoholische ketoacidose
Komt voor bij mensen die plots stoppen met alcohol, na een lange periode en veel te drinken. Dit zorgt ervoor dat mensen in een zeer verwarde toestand terechtkomen.
64
Definitie plotselinge dood ## Footnote WHO def
Binnen 24 uur na het begin van de symptomen en onverwacht ## Footnote ! Bij forensische definitie is die binnen een uur na het begin van de symptomen
65
Definitie onverwachte dood
Bij personen die voorheen in een goede gezondheid schenen te zijn of zieke mensen die stationair waren of zelfs aan de betere hand.
66
66
Acuut myocardinfarct ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (hart)
= een hartinfarct. Het gevolg zal zijn dat een deel van de hartspier donkerder is gekleurd, doordat deze is afgestorven door zuurstof tekort ## Footnote => leiden tot littekenweefsel en harttamponade + littekenvorming kan leiden tot opnieuw hartritmestoornissen
67
Harttamponade ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (hart)
Barsten van de wand van het hart, doordat het zodanig dun is geworden t.g.v. littekenweefsel.
68
Aortastenose ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (hart)
Aandoening aan de aortakleppen
69
Myicarditis ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (hart)
Hartspierontsteking
70
Hypertensieve hartziekte ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (hart)
Verdikking van de linker hartspier
71
Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (hart)
Een verdikking in de hartspier bij jonge mensen, waarbij geen sprake is van hypertensie (hoge bloeddruk)
72
Acuut longembool ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (longen)
Wanneer er in de longbloedvaten een klonter aanwezig is, zal een groot deel van de longen (of beide longen) geen bloed meer krijgen en afsterven
73
Pneumonie ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (longen)
Longontsteking
74
Intracerebrale bloeding ## Footnote Plotseling en onverwacht overlijden (hersenen)
Hersenbloeding
75
76
76
Wiegendood/SIDS
Sudden Infant Death Syndrome Als je kind onder de leeftijd van één jaar plots onverwacht komt te overlijden, zonder dat je kind duidelijk ziek was of er bij hem/haar een afwijking werd vastgesteld die het overlijden zou kunnen verklaren.
77
78
Triple Risk Model ## Footnote SIDS
- Kwetsbare baby - Exogene stressfactoren - Kritieke periode in de ontwikkeling in het eerste levensjaar => multifactoriële oorzaken ## Footnote Exogene vs. endogene factore
79
Exogene factoren ## Footnote Triple risk model
Factoren van buitenaf ## Footnote Bv. buikligging, temperatuur, roken, infectie...
80
Endogen factoren ## Footnote Triple riskmodel
Factoren die de baby kwetsbaar maakt ## Footnote Bv. hersenafwijking, arousal afwijking...
81