Hoofdstuk 7 Flashcards

(37 cards)

1
Q

Welke soorten weefsels zijn er? (4)

A

1 ) Dekweefsel
2 ) Bindweefsels
3 ) Spierweefsel
4 ) Zenuwweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken van de dekweefsels: (3)

A
  • Bedekken uitwendige oppervlakken
  • Bekleding inwendige transportbuizen en compartimenten
  • Vormen klierproducten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van bindweefsel (3)

A
  • Opvullen inwendige ruimten
  • Bieden structurele ondersteuningen
  • Energieopslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerk van spierweefsel

A

Trekt samen om actieve beweging teweeg te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken van zenuwweefsel (2)

A
  • Geleidt elektrische impulsen

- Voorgeleiding informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van het dekkend epitheel?

A

Dekweefsel
Vormt een grens tussen de buienwereld en het individu.
Of begrenst twee verschillende biologische compartimenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het klierepitheel?

A

Ontstaat als instulping van het bedekkende epitheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken van epitheelweefsel

A
  • Cellen liggen dicht aaneengesloten, weinig of geen intercellulaire ruimte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het basale membraan?

A

Een dun, acellulair laagje. Bestaat uit een netwerk van eiwitvezels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaraan is de apicale zijde van het basale membraan blootgesteld?

A

Aan de omgeving, of aan de inwendig compartiment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is het epitheelweefsel gepolariseerd?

A

Omdat het een apicale zijde en een basale zijde heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar liggen de epithelen?

A

De epithelen liggen op een basale membraan dat hen afscheidt en stevig verankert met het onderliggende bindweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn Tight junctions?

A

VB: bij epitheelcellen die het spijsverteringskanaal bekleden. Deze verhinderen dat spijsverteringsenzymen, maagzuur of afvalstoffen de onderliggende weefsels beschadigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn Gap junctions?

A

Meest talrijk in hartspierweefsel en glad spierweefsel. Deze kunnen kleine moleculen en ionen uitwisselen tussen de cellen, noodzakelijk voor coordinatie van spierconcentratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn hemidesmosomen?

A

Hechten een cel aan extracellulaire structuren zoals de eiwitvezels in de basaalmembraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functie van de basale membraan?

A
  • Biedt stevigheid en weerstand tegen vervorming
  • Vormt een barrière die de verplaatsing van eiwitten en andere grote moleculen vanuit het onderliggende bindweefsel naar het epitheel verhindert.
17
Q

Hoe wordt een tight junction gevormd?

A

Door de versmelting van de buitenste lagen van twee plasmamembranen.

18
Q

Wat is de functie van een desmosoom?

A

Een desmosoom verbindt de ene cel met de andere

19
Q

Wat voor soort weefsel is het epitheelweefsel?

A

Avasculair weefsel

20
Q

Kenmerk van plaveiselepitheel (2)

A
  • Cellen zijn heel plat

- Doorgaans 1-lagig

21
Q

Kenmerk van cuboidaal epitheel (2)

A
  • De cellen zijn even hoog als ze breed zijn

- De kern ligt meestal in het midden van het cytoplasma

22
Q

Kenmerk van cylindrisch epitheel (2)

A
  • Cellen zijn relatief hoog

- Kern kan bovenaan, onderaan of in middel van cel bevinden

23
Q

Wat is pseudomeerlagig epitheel?

A

Wanneer de kernen niet allemaal op 1 lijn liggen, kan dit microscopisch de valse indruk wekken dat het epitheel meerlagig zou zijn.

24
Q

Kenmerk van transitioneel epitheel

A
  • Cellen kunnen van vorm veranderen (van licht cylindrisch naar afgeplat)
  • Dankzij deze eigenschap is het weefsel heel elastisch.
25
Ander woord voor transitioneel epitheel?
Overgansepitheel
26
Op welke plaatsen komt eenlagig plaveiselepitheel voor?
- Bekleding van hart en bloedvaten | - Binnenbekleding van hoornvlies, alveoli van de longen
27
Functies van eenlagig plavieselepitheel? (3)
- Vermindert wrijving - Reguleert doorlaatbaarheid vaten - Opname en afscheiding
28
Op welke plaatsen komt eenlagig kubisch epitheel voor?
- Klieren, afvoerbuizen
29
Wat is de functie van eenlagig kubisch epitheel?
Beperkte bescherming, afscheiding, opname
30
Waar komt eenlagig cilindrisch epitheel voor?
Bekleding van de maag, darmen, galblas, oviducten en verzamelbuizen van nieren.
31
Wat is de functie van eenlagig cilindrisch epitheel?
Bescherming, afscheiding en opname.
32
Waar komt gelaagd plaveiselepitheel voor?
Huidoppervlak: bekleding van de mond, keel, oesophagus, rectum, anus en vagina
33
Wat is de functie van gelaagd plaveiselepitheel?
Biedt fysieke bescherming tegen slijtage, ziekteverwekkers en chemische stoffen.
34
Waar komt pseudo-geslaagd met trilharen bezet cilindrisch epitheel voor?
Bekleding van de neusholte, trachea en bronchien, gedeelten van de mannelijke voortplantingsorganen.
35
Wat is de functie van pseudo-geslaagd met trilharen bezet cilindrisch epitheel voor?
Bescherming, afscheiding
36
Waar komt overgangsepitheel voor?
Urineblaas, nierbekken, ureters
37
Wat is de functie van overgangsepitheel?
Kan worden uitgerekt en keert na uitrekking tot oorspronkelijke vorm terug.