hoofdstuk 8, 9 en 10 Flashcards
(39 cards)
Crony capitalism (Klaploperskapitalisme):
Economische groei die ontstaat door een hechte samenwerking tussen overheid en bedrijven, wat leidt tot speciale belastingvoordelen en voorkeursbehandelingen bij het geven van contracten, vergunningen of subsidies.
Predatory state (Roofstaat)
Een staat waarin de overheid werkt in het eigenbelang van dominante groepen zoals bureaucraten, het leger of politieke leiders.
Bureaucratic authoritarianism (Bureaucratisch autoritarisme):
Regimes waar bureaucraten de economie onder controle houden en stabiliteit proberen te handhaven, met steun van een militaire regering.
Developmental state (Ontwikkelingsstaat)
Een staat die sterk ingrijpt in de economie door regels en plannen te maken, en daarbij steunt op een efficiënte bureaucratie.
Feminism (Feminisme)
De theorie en het pleiten voor politieke, economische en sociale gelijkheid van de geslachten.
Affirmative action (Positieve discriminatie)
Beleid dat bedoeld is om de gevolgen van vroegere discriminatie te corrigeren door zich te richten op het aannemen van vrouwen, etnische minderheden en andere groepen die weinig vertegenwoordigd zijn in de bureaucratie.
Regulatory agency (Regulerend agentschap
Een onafhankelijk overheidsinstantie die regels maakt en controleert binnen een bepaald vakgebied.
Meritocracy (Meritocratie)
Een systeem waarin loopbaanontwikkeling en leiderschap zijn gebaseerd op talent, kwalificaties en prestaties.
Ombudsman (Ombudsman)
een persoon die is benoemd door een wetgevende macht om klachten van burgers over de overheid of andere organisaties onderzoekt en helpt om oplossingen te vinden
Bureaucracy (Bureaucratie)
betekent letterlijk “bestuur door ambtenaren.” In de vergelijkende politiek verwijst het naar de mensen en organisaties die het overheidswerk uitvoeren.
Public administration (Publiek bestuur)
De uitvoering van overheidsbeleid.
Consultative authoritarianism (Consultatief autoritarisme)
Het idee dat wetgevende macht in autoritaire regimes door leiders wordt gebruikt om de indruk te wekken dat het regime bereid is te luisteren naar critici en tegenstanders (tot op zekere hoogte).
Co-option (or co-optation) (Coöptatie)
Het proces waarbij leiders politieke bewegingen of tegenstanders aanmoedigen om deel uit te maken van het regeringssysteem, waardoor oppositie wordt geneutraliseerd.
Gendered institution (Geslachtsgebonden instelling):
Een instelling die werkt met regels en gewoontes die, bewust of onbewust, mannen bevoordelen boven vrouwen.
Elite theory (Elitetheorie)
De theorie dat een kleine groep mensen de macht heeft in een samenleving, waarbij ze voordelen hebben door hun rijkdom, leeftijd, ras, geslacht, opleiding, of een combinatie daarvan.
Model of representation (Representatiemodel)
Een manier om te begrijpen hoe gekozen politici de belangen van hun kiezers en gebieden behartigen.
Political class (Politieke klasse)
Een groep professionele politici met vergelijkbare achtergronden, interesses en waarden.
Strong bicameralism (Sterk bicameralisme)
Dit treedt op wanneer de twee kamers meer in balans zijn. Dit komt vaak voor in landen met een federale structuur en een presidentieel systeem, waar beide kamers invloed hebben op wetgeving en besluitvorming. zoals in VS
Unicameral and bicameral (Unicameraal en bicameraal):
Termen die verwijzen naar het aantal kamers in een wetgevende macht.
Recall (Terugroeping)
Een volksstemming over de vraag of een gekozen ambtenaar tijdens zijn normale ambtstermijn uit zijn functie moet worden verwijderd.
Impeachment (Aanklacht)
Het verwijderen uit functie van een zittende president (of andere functionarissen, zoals ministers of rechters) door middel van een stemming in de wetgevende macht.
Vote of confidence (Vertrouwensstemming)
Een stemming in de wetgevende macht over de vraag of er vertrouwen is in de regering om te regeren. Als verloren, vereist het normaal gesproken het aftreden van de regering.
Censure motion (Motie van afkeuring)
Een stemming in de wetgevende macht om afkeuring uit te spreken over een regering of een specifiek lid van de regering om een bepaalde reden.
Term limits (Ambtstermijnlimieten)
Regels die gekozen politici beperken tot een maximaal aantal ambtstermijnen of herverkiezing zonder onderbreking verbieden.