Hoofdstuk 8 - Plotse visusdaling Flashcards

(36 cards)

1
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een glasvochtbloeding?

A
  • Spontane bloedvatruptuur
  • Retinale bloedvatruptuur door glasvochtloslating of netvliesloslating
  • Bloeding uit abnormale retinale venen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de behandeling van glasvochtloslating?

A

Normaal klaart het spontaan op. Indien niet, kan een vitrectomie uitgevoerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk symptoom past zowel bij een achterste glasvochtloslating als een netvliesloslating?

A

Het zien van ‘vliegjes’ of ‘mouches volantes’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke symptomen passen bij een netvliesloslating?

A

Plots zien van ‘vliegjes’, lichtflitsen en zwart gordijn in perifeer gezichtsveld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar doet een netvliesloslating zich voor?

A

Tussen de RPE en de fotoreceptorcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn risicofactoren voor het optreden van een netvliesloslating?

A

Myopie, trauma capitis, cataractoperatie, diabetische retinopathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat de behandeling van netvliesloslating?

A
  • Laserbehandeling van kleine scheuren
  • Vitrectomie met drainage subretinaal vocht, laserbehandeling scheuren en inspuiten van lucht, gas of silicone olie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke voorschriften moeten meegegeven worden aan de patiënt indien hij in het kader van een netvliesloslating gas heeft ingespoten gekregen?

A

Er is een verbod op vliegtuigreizen gedurende enkele weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke structuren worden bevloeid door de centrale retinale arterie?

A

De ganglioncellen en bipolaire cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke structuren worden bevloeid door de choroïdea?

A

De fotoreceptorcellen en pigmentepitheelcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is typisch anamnestisch voor een centrale retinale arteriële occlusie?

A

Er is van het een op het andere moment een visusdaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is amarousis fugax?

A

Een voorbijgaande visusdaling door opschuiven van het embool bij centrale retinale arteriële occlusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een typisch klinisch onderzoek bij centrale retinale arteriële occlusie?

A
  • Visusdaling, RAPD
  • ‘Cherry red spot’: de fovea lijkt roder
  • Soms cholesterol plaques zichtbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van een centrale retinale arteriële occlusie?

A

Roken, DM en hyperlipidemieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef twee types van anterieure ischemische opticusneuropathie.

A
  • Non-arteritic: embolen, atherosclerose
  • Arteritic: inflammatoire systeemziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een typische anamnese bij arteritic anterieure ischemische opticusneuropathie?

A
  • Plotse visusdaling
  • Gezichtsvelduitval met scherpe begrenzing in hoogte
  • Overgevoeligheid van hoofdhuid
17
Q

Wat kan gezien worden op fundoscopie bij een anterieure ischemische opticusneuropathie?

A

RAPD en een wazig afgelijnde papil met bloedingen.

18
Q

Wat zijn risicofactoren van het ontwikkelen van centrale retinale veneuze occlusie?

A

Vnl. hypertensie, ook hyperviscositeit, DM en glaucoom.

19
Q

Wat is een typische anamnese bij centrale retinale veneuze occlusie?

A

Een vrij plotse gezichtsvelduitval of zien van donkere vlekken, daling centraal zicht indien maculaire aantasting.

20
Q

Wat kan men zien op fundoscopie bij een centrale retinale veneuze occlusie?

A

Vlamvormige beelden, maculair oedeem en papiloedeem.

21
Q

Waaruit bestaat het beleid van centrale retinale veneuze occlusie?

A
  • Opsporen onderliggende oorzaak: arteriële hypertensie, DM, hyperviscositeit, glaucoom, bloedstollingsziekten bij jongeren
  • Observatie: reëel risico van ischemie met neovascularisatie tot maanden nadien
22
Q

Waaruit bestaat de therapie van centrale retinale veneuze occlusie?

A

Anti-VEGF in geval van maculair oedeem en panretinale laserfotocoagulatie van retinale periferie (destructie ischemisch letsel)

23
Q

Wat is leeftijdsgebonden maculadegeneratie?

A

Structurele veranderingen in retinaal pigmentepitheel op latere leeftijd met destructie van RPE, fotoreceptoren en membraan van Bruch tot gevolg.

24
Q

Geef de twee types LMD.

A
  • Droog: traag progressieve macula atrofie
  • Nat: maculaire atrofie met subretinale neovascularisatie
25
Wa zijn drusen?
Het zijn opstapelingen van degeneratief materiaal tussen RPE en membraan van Bruch.
26
Wat blijkt uit het klinisch onderzoek bij LMD?
Er is centrale visusdaling met centraal scotoom en metamorfopsieën. Er is normaal perifeer zicht.
27
Waaruit bestaat de behandeling van LMD?
Intravitreale injecties met anti-VEGF (moeten herhaald worden om de 1-3 maand).
28
Wat is papillitis?
Een inflammatie van de anterieure nervus opticus.
29
Wat is neuritis retrobulbaris?
Een inflammatie van de posterieure nervus opticus.
30
Bespreek de epidemiologie van neuritis optica.
Het doet zich meer voor bij vrouwen, vnl. tussen de leeftijd van 18-40 jaar.
31
Wat blijkt uit anamnese en klinisch onderzoek bij neuritis optica?
- Vrij snelle, unilaterale visusdaling - RAPD - Pijn bij oogbewegingen - Helrood voorwerp wordt met aangetast oog als gedesatureerd gepercipieerd t.o.v. ander oog - Systemische MS symptomen: paraesthesieën, Uthoff fenomeen, fluctuerende spierzwakte
32
Met welke aandoening is neuritis optica geassocieerd?
In 50% van de gevallen wordt later de diagnose van MS gesteld.
33
Wat is het Uthoff fenomeen?
Bij het opwarmen van het lichaam vermindert de doorgifte van prikkels door zenuwen, dus patiënten melden dat ze minder goed zien als ze bv. in een warm bad zitten.
34
Wat kan men op fundoscopie zien bij een papillitis?
Papiloedeem.
35
Wat kan men op fundoscopie zien bij een neuritis retrobulbaris?
Fundoscopie is normaal.
36
Waaruit bestaat het beleid van neuritis optica?
- Hoge dosis systemische corticotherapie (eerst IV, daarna oraal) - Steeds doorverwijzen naar neurologie