hoofdstuk 9 Flashcards

(28 cards)

1
Q

atoomnummer

A

protonen in atoomkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

massagetal

A

neutronen + protonen in atoomkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

isotopen

A

atomen met hetzelfde aantal protonen en verschillend aantal neutronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

radioactiefverval

A

atoomkern van de ene naar de andere soort veranderd door radioactieve straling uit te zenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

halveringstijd

A

t1/2, tijd waarin de helft van de kernen vervalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ioniserende straling

A

energierijke straling die atomen kan veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ioniserend vermogen

A

hoeveel schade de straling kan veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

doordringend vermogen

A

hoe diep de straling kan doordringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dracht

A

maximale aftand die het deeltje aflegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

alpha

A

kleding, papier, huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

beta min + beta plus

A

plastic, dun laagje metaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gamma

A

(alleen verminderen) lood, beton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

halveringsdikte

A

d1/2, dikte van een stof waarbij de helft van de straling word geabsorbeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stralingsbadge

A

meet de stralingsdosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gm-teller

A

meet de stralingsactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stralingsdosis

A

hoeveelheid stralingsenergie die per kg materiaal word geabsorbeerd

17
Q

dosisequivalent

A

een maat voor de schadelijkheid van de ontvangen stralingsdosis

18
Q

kernfusie

A

het samensmelten van 2 kleine kernen, sterren

19
Q

kernsplijting

A

het splitsen van 1 grote atoomkern, kerncentrale

20
Q

massa

A

in kernreacties word een klein beetje daarvan omgezet in energie

21
Q

neutronen

A

deze deeltjes worden beschoten op uraniumkernen in kerncentrales

22
Q

kettingreactie

A

ontstaat als een deeltje uit een kernreactie een nieuwe reactie veroorzaakt

23
Q

brandstofstaven

A

daarin zitten de uraniumkernen voor de kernsplijting

24
Q

regelstaven

A

worden gebruikt om het aantal reacties onder controle te houden

25
moderator
is het water waarin de brandstof- en regelstaven zitten. het remt de vrijgekomen neutronen af
26
radioactief afval
bestaat uit de radioactieve dochterkernen die ontstaan door de kernsplijtingreacties
27
sneeuwbaleffect
ontstaat omdat er meerdere neutronen vrijkomen uit een reactie en het aantal reacties explosief toeneemt
28
turbine en generator
zijn de onderdelen in een kerncentrale die de vrijgekomen kernenergie omzetten in elektrische energie