hoofdstuk 9: energieverbruik tijdens rust en inspanning Flashcards

(25 cards)

1
Q

waarvoor staat TDEE en hoe wordt het bepaald?

A

Total Daily Energy Expenditure, metabolsime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit wat bestaat metabolisme ofwel de totaal dagelijks energieverbruik

A

katabolisme en anabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de gemiddelde TDEE, m en v

A

Mannen: 2500 kcal/dag
Vrouwen: 2000 kcal/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar uit bestaat de TDEE en percentages per onderdeel?

A
  1. rustmetabolisme (60-75%)
  2. thermisch effect van voedsel (15-30%)
  3. energieverbruik tijdens lichamelijke activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waardoor wordt de rustmetabolisme beïnvloed en welke metabolisme bevat het?

A

beïnvloed door: vetvrije massa, geslacht, schildklierhormonen, eiwit verbruik. Slaapmetabolsime, basaalmetabolisme en arousal metabolisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waardoor wordt het thermisch effect van voedsel ?

A

beïnvloed door: voedsel inname, koude stress, thermogene medicijnen. verplichte en facultatieve thermogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waardoor wordt energieverbruik tijdens LA en herstel beïnvloed?

A

Beïnvloed door: duur en intensiteit

kan tijdens werk, thuis, sport of recreatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe meet je het BMR?

A

in rust, in wakker toestand. Geen voedselconsumptie voor 12 uur, geen lichamelijke activiteit 2 uur ervoor, stillagen 30 min voor meting. Meting duur 10 min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom is RMR vaak hoger dan BMR?

A

minder streng gemeten is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de verschillen in RMR en BMR tussen personen?

A

verschil tussen mannen en vrouwen, vrouwen hebben 5-10% lagere BMR door vetprecentage.
2-3% afname in BMR per 10 jaar
Effect van inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soort training heeft een positief effect op BMR?

A

krachttraining en cardio. Kracht meer calorieën verbranden en cardio RMR-stijging zonder toename vetvrije massa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat houdt dieet-geinduceerde thermogenese (DIT) in?

A

stijging van metabolisme na het eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat houdt verplichte thermogenese in?

A

vetering, absorptie en verwerking van macronutrienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat houdt niet verplichte thermogenese in?

A

activering van sympathisch zenuwstelsel verhoogd stofwisseling, lichamelijke activiteit na maaltijd verhoogt DIT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar is de DIT afhankelijk van?

A

grootte maaltijd, macronutrientensamenstelling, tijd verstreken sinds vorige maaltijd, maaltijd voor of na inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de piek van de DIT in?

A

1 uur na voedselinname. Koolhydraten = +7%, vet = + 3%, eiwitten = +24%

17
Q

waar staat EEA voor en wat houdt het in?

A

Energy Expenditure for Activity. is het meest variabele deel van TDEE, onder vrijwillige controle, normaal 15-30% van TDEE, maximaal 80% van TDEE

18
Q

PAR staat voor?

A

Physical Activity Ratio

19
Q

Met hoeveel keer wordt de VO2 groter tijdens inspanning van licht, zwaar en maximaal werk?

A

licht: 3x rust VO2
zwaar = 6-8x
maximaal=9+ keer

20
Q

Wat is een MET

A

Metabool Equivalent. Hoeveelheid energie die men nodig heeft in vergelijking met energieverbruik in rust. Aangegeven in meervouden van rust VO2. 1 Met = 200-250ml/min

21
Q

wat gebeurt als je energiebalans positief of negatief is?

A
\+ = toename gewicht
- = afname gewicht
22
Q

wat is de invloed van lichaamsgewicht?

A

hoe hoger, hoe meer enrgieverbruik.

23
Q

hoe druk je energiebehoefte uit per kg

24
Q

hoe schat je energieverbruik?

A

Op basis van hartslag. Er is een lineaire relatie tussen HR en Vo2. VO2 en energieverbruik schatten obv HR.

25
welke factoren kunnen de HR beïnvloeden?
omgevingstemperatuur, emoties, voedselinname, actieve spiergroep, statisch vs dynamische inspanning etc.