Hoofstuk 1,2 en 5 Flashcards

1
Q

Waarde

A

Alles wat iemand belangrijk vind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Norm

A

Regels over hoe je je moet gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belang

A

Het voordeel dat je ergens bij hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Macht

A

De mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 kenmerken van maatschappelijke problemen

A
  1. Veel mensen hebben er last van
  2. Verschillende meningen
  3. Je hoort het in de media
  4. De overheid bemoeid zich ermee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mening

A

Als je vertelt hoe je ergens over denkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Feit

A

Iets wat controleerbaar en echt gebeurd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Argument

A

Een uitleg over waarom jij iets vind/denkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Communicatie

A

Het doorgeven van info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zender

A

De persoon die de info verstuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontvanger

A

De persoon die de info ontvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Medium

A

Het middel om te communiseren zoals sms of verbaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Informatie

A

Wat je vertelt/overbrengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Massamedia

A

De informatie bereikt heel veel mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Commerciële zenders

A

Zij verdienen geld met reclames

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Publieke omroepen

A

Hebben minder reclame omdat ze geld van de overheid krijgen

17
Q

Nieuws

A

Iets wat net gebeurd is

18
Q

Nepnieuws

A

Verzonnen informatie die verspreid word om mensen te beïnvloeden

19
Q

Persvrijheid

A

Journalisten mogen berichten delen zonder toestemming

20
Q

Beeldvorming

A

Je vormt een beeld van iets of iemand

21
Q

Mediawijs

A

Je maakt verstandig gebruik van de media

22
Q

Selectieve waarneming

A

Je kiest zelf wat je wilt zien en horen

23
Q

Reclames

A

Boodschappen van bedrijven die willen dat je iets van hen koopt

24
Q

Ideaalbeeld

A

Beelden van mensen en situaties die perfect lijken

25
Q

Privacy

A

Het recht op een privé leven

26
Q

Aangeboren eigenschappen

A

Eigenschappen die je vanaf je geboorte al hebt zoals talenten en seksuele voorkeur

27
Q

Socialisatie

A

Het aanleren van normen en waarden binnen jouw samenleving/groep

28
Q

4 manieren om te leren

A
  1. Imitatie
  2. Informatie
  3. Ervaringen
  4. Experimenteren
29
Q

Sociale controle

A

Mensen binnen jouw omgeving die letten op jouw gedrag

30
Q

Rolpatroon

A

Hoe iemand zich volgens anderen moet gedragen

31
Q

Gendernormend

A

Wat je hoort te doen volgens jouw geslacht

32
Q

Cultuur

A

Alle normen en waarden binnen een bepaalde groep

33
Q

Dominante cultuur

A

Een cultuur die bij een heel land hoort

34
Q

Subcultuur

A

De cultuur van een kleine groep mensen

35
Q

Jongerencultuur

A

Een groep jongeren met dezelfde normen en waarden

36
Q

Tolerantie

A

Het accepteren van mensen met andere normen en waarden