hoofstuk 3 Flashcards
hoofddstuk 3 (68 cards)
1
Q
beliebt
A
beroemd
2
Q
man
A
men
3
Q
die Marmelade
A
de jam
4
Q
das Mehl
A
de bloem
5
Q
die Milch
A
de melk
6
Q
Österreich
A
Oostenrijk
7
Q
der Pfannkuchen
A
de pannenkoek
8
Q
das Salz
A
het zoud
9
Q
der Zucker
A
de suiker
10
Q
die Birne
A
de peer
11
Q
früher
A
vroeger
12
Q
die Gurke
A
de komkommer
13
Q
jeden Tag
A
elke dag
14
Q
leer
A
leeg
15
Q
die Mandarine
A
de mandarijn
15
Q
niemals
A
nooit
16
Q
verwöhnen
A
verwennen
17
Q
wunderschön
A
geweldig, prachtig
18
Q
zu Hause
A
thuis
19
Q
de vis
A
der Fisch die Fische
20
Q
de gehaktbal
A
die Frikadelle die Frikadellen
21
Q
de groente
A
das Gemüse
22
Q
de vork
A
die Gabel die Gabeln
23
Q
de lepel
A
der Löffel die Löffel
24
de mes
das Messer die Messe
25
het mineraalwater
das Mineralwasser
26
de pasta
die Nudeln
27
het sinaasappelsap
der Orangensaft die Oranger
28
de rijst
der Reis
29
durchschnittlich
gemiddeld
30
einfach
gewoon, eenvoudig
31
erklären
uitleggen
32
etwa
ongeveer
33
das Frühstück
het ontbijt
34
genauso... wie
net zo ... als
35
der Geschmack
de smaak
36
der Metzger
de slager
37
der Alltag
het dagelijks leven
37
der Sieger
de winner
38
zeigen
latten zien
38
bedeuten
betekenen
39
fehlen
ontbreken
40
der Grund
de reden
41
je ... desto
hoe...hoe
42
komisch
vreemd, raar
43
fertig
klaar
44
die Umfrage
de enquête
45
die Zeitung
de krant
46
47
51
Ontbijten
Frühstücken
52
Het brood
Das Brot| Die Brote
53
Het broodje
Das brötchen|Die Brötchen
54
De boter
Die Butter
55
De honing
Der Honig
56
De thee
Der Tee
57
De koffie
Der Kaffee
58
De kaas
Der Käse
59
De worst
Die Wüst|Die Würste
60
De ham
Der Schinken
61
Kun je ook kaas meebrengen, alsjeblieft?
Kannst du bitte auch Käse mitbringen?
62
De koelkast is leeg. We moeten boodschappen doen.
Der Kühlschrank Ist leer. Wir müssen einkaufen.
63
Ik heb zin in fruit
Ik haben Lust auf Obst
64
Ik ben vergeten brood te kopen
Ik haben vergessen, Brother zu kaufen
65
Er is geen melk meer en de boter is op
Es ist kleine Milch mehr da und die Butter ist alle.
66
We hebben nog een bak rijst nodig
Wir brauchen noch eine Packung Reis.
67
Kun jij morgen het avondeten maken?
Kannst du morgen Abendessen machen?
68
