Hoofstuk 7 Flashcards
(72 cards)
1
Q
tweedehands
A
second hand
2
Q
de zolder
A
the attic
3
Q
opruimen
A
to tidy up
4
Q
de handel
A
the trade
5
Q
onderhandelen
A
to haggle
6
Q
kwijtraken
A
to lose/misplace
7
Q
aansluiten (sloot aan, aangesloten)
A
to join/connect
8
Q
tegenwoordig
A
nowadays
9
Q
afnemen
A
to decrease
10
Q
toenemen
A
to increase
11
Q
zorgvuldig
A
carefully
12
Q
slechts
A
just/only… price
13
Q
de voorraad (op)
A
in stock
14
Q
dringen
A
to impose/push/penetrate
15
Q
herstellen
A
recover/restore
16
Q
second hand
A
tweedehands
17
Q
the attic
A
de zolder
18
Q
to tidy up
A
opruimen
19
Q
the trade
A
de handel
20
Q
to haggle
A
onderhandelen
21
Q
to lose/misplace
A
kwijtraken
22
Q
to join/connect
A
aansluiten (sloot aan, aangesloten)
23
Q
nowadays
A
tegenwoordig
24
Q
to decrease
A
afnemen
25
to increase
toenemen
26
carefully
zorgvuldig
27
just/only... price
slechts
28
in stock
de voorraad (op)
29
to impose/push/penetrate
dringen
30
recover/restore
herstellen
31
overschatten
to overestimate
32
de kundigheid
the skill/capability
33
omgaan met (ging om, is omgegaan)
to deal with
34
de zaak
the buisness/the matter (of)
35
de schuld
the debt/the fault
36
de schaamte
the shame
37
de wanhoop
the despair
38
sparen
to save
39
lenen
to lend
40
uiterst
latest
41
de verzekeraar
the insurer
42
gaan om (ging om, is gegaan om)
to involve/concern
43
aanzienlijk
significantly/considerably
44
het kwart
the quarter
45
maar liefst
at least
46
gezien
considering
47
bescheiden
modest
48
to overestimate
overschatten
49
the skill/capability
de kundigheid
50
to deal with
omgaan met (ging om, is omgegaan)
51
the buisness/the matter (of)
de zaak
52
the debt/the fault
de schuld
53
the shame
de schaamte
54
the despair
de wanhoop
55
to save
sparen
56
to lend
lenen
57
latest
uiterst
58
the insurer
de verzekeraar
59
to involve/concern
gaan om (ging om, is gegaan om)
60
significantly/considerably
aanzienlijk
61
the quarter
het kwart
62
at least
maar liefst
63
considering
gezien
64
modest
bescheiden
65
het ontslag
the dismissal
66
rekening houden met
to take into account
67
het opzicht
| ten opzichte van
respect
## Footnote
compared
68
trek hebben in
i would like (food?)
69
the loss
het verlies
70
de werknemer
the employer
71
bederven
to spoil
72
scheren
to shave
