hoorcolleges Flashcards

(254 cards)

1
Q

grip 1

A

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure, bron bestrijding, hoe hoger de grip hoe grootschaliger het probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sitrep

A

situation report, melding van wat je hebt gezien (soort SBAR), en melden hoe de patiënt er aantoe is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SBAR

A

Situation, Background, Assessment, Recommendation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de inzet criteria van de MMT

A
  • Vitale functie: bedreigde vitale functie (probleem in de ABCD)
  • Ambulance doet sitrep (eerste terplekken doet evaluatie)  bepaald of MMT nodig is
  • Bovengemiddeld afwijkende situatie (explosies, slag- steek – schiet wonden, baby’s, verdrinking, grote brand)
  • Patiënten die ergens liggen waar je niet kan komen met de ambulance
  • Als er geen ambulances zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waaruit bestaat de MMT?

A

piloot, urgentie anesthesioloog of traumatoloog, verpleegkundige van de ambulance of SEH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de eisen van de MMT urgentie anesthesioloog of traumatoloog?

A

o Extra training gevolgd: brandwonden, extricaties, kan echo’s maken, peri-mortem thoracotomie, CRM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CRM

A

crew resort management, communicatie onder crewmembers van de MMT (je let allemaal op de situatie en benoemd alles wat je ziet en waarneemt, zonder dat er belediging gevoeld wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat doet de MMT vepleegkundige

A

o In de helikopter is help die de piloot met de weg vinden en alles regelen
o Zijn ze bij de plaats van patiënt dan assisteert die de arts
o Chauffeur als de auto wordt genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom is er ook een MMT auto

A

als er niet gevlogen kan worden, avonds in de stad, met slecht weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de voordelen van de MMT ten opzichten van de ambu’s

A
  • Opleiding (diagnose in plaats van symptomen) –
  • Skills
  • Bevoegd voor medicamenten – anesthesie kun je geven, om patiënt weer in balans te brengen
  • Inzicht in ziekenhuiszorg – wie zijn er aanwezig in het ziekenhuis in perifeer is niet altijd de benodigde zorg, daarom is welk ziekenhuis je doet belangrijk
  • Veel ervaring (je doet veel meer omdat je met minder mensen bent)
  • heli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de twee opties voor de MMT bij behandeling?

A

Scoop and run – meenemen meteen naar het ziekenhuis
Stay and play – op straat behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

t’s

A

toxines, tamponade, tension pneumothorax, trombo-embolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

h’s

A

hypoxy, hypovolemie, hypokaliemie, hypothermie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

actilyse

A

ruimt trombo embolismes op, tromblolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

inotropica

A

dobutamine, versterken pompkracht van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe kan een tamponade worden uitgesloten

A

door echo te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

perimortem sectio

A

zwangere die meer dan 24 weken zwanger is, probeer je vrouw 2 min te reanimeren, je haalt kind uit de moeder, hiermee probeer je het kind te redden en verbeter je veneuze return van de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

thoracotomie

A

borst open maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

clam shell

A

manier om borst open te maken, horizontale incisie over hele borst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat doe je bij een inwendige bloeding?

A

scoop and run

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat doe je bij een uitwendige bloeding?

A

stay and play

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat zijn de belangrijke dingen die je moet controleren bij neurotrauma

A

saturatie omhoog halen, hypertoon zout geven, intuberen, zorgen dar er geen hypotensie of hypoxie optreed, vitale functies stabiliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waarom kijken we naar de 4 h’s en t’s?

A

bij niet traumatische reanimatie
omdat dit de meest voorkomende reversibele oorzaken zijn die tot reanimatie toestand leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat doet de anesthesioloog?

A
  • Perioperatief
  • Pijn geneeskunde
  • Intensive care
  • Urgentie geneeskunde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat is het hoofddoel van de reanimatie
- Doorbloeding van de hersenen (zuurstof naar brein, patiënt blijft daar) Heeft grootte bloed bondigheid en heeft geen opslagmogelijkheden
26
ATLS
wereldwijde standaard voor de gestructureerde opvang van ongevalsslachtoffers. treat first what kills first cABCDE
27
HOTT
bij traumatische reanimatie Hypovolemie, Oxygenatie, Tension pneumothorax, Tamponade
28
Airway
obstructie (oxygenatie probleem) look: thorax excursies, cyanose, zit er wat in de mond listen: naar ademhaling geluid feel: warme lucht uit de mond
29
hoe maak je de A vrij?
veld: head tilt chin lift, hoofd draaien, stabiele zijligging, jaw thrust ziekenhuis: mayo, nano, luchwegverwijders, intuberen, laatste stap is tracheotomie
30
oxygenatie
opname van zuurstof in het bloed
31
ventilatie
CO2 het lichaam uit
32
hoe kan je de B oplossen
O2 suppletie beademen opname oppervlakte vergroten
33
door welke dingen krijg je een te klein longoppervlakte om zuurstof uit te wissele?
- Spanningspneumothorax - Haemathorax (bloed in de thorax) - Open pneumothorax - Longcontusie
34
thoracosynthese/ thoracostomie
gaatje in de borstkas maken --> spanning pneumothorax op te losse
35
thorax drainage
pneumothorax oplossen, vocht uit halen
36
haemorrhagische shock
bloeding, bloed on the floor and 4 b's more
37
niet-heamorrhagische shock
cardiogeen, obstructief, neurogeen, distributief
38
wat is de behandeling bij shock
niet lullen maar vullen
39
permissieve hypotensie
als patient bewust is met lage bloeddruk, prima zo, bloed ook minder hard dan
40
wat doet noradrenaline
vasopressie en inotropie
41
breathing
look: diepte, symmetrie en snelheid van de ademhaling listen: ademgeruis feel: crepiteren, afwijkingen
42
circulation
look: kleur huid, capillary refil feel: hartslag (regelmaat, snelheid, kracht), temperatuur, klam of droog
43
dissabilities
neurologisch (AVPU), glucose
44
welke neurale problemen let je op bij trauma?
brein, hersenstam (vitale functies) --> zuurstof en niet te hoge druk, liquor
45
waar kijk je naar bij de D?
pupilreflex
46
hoe wijken de pupillen af bij neurologische schade
- Eerst asymmetrie (point of decompensation) - Dan pinpoint - Wijd staande pupillen, zonder reflex reactie(dan doet het brein het niet meer, herniation)
47
wat kunnen de oorzaken zijn van cardiogene shock
ischaemisch, ritme problematiek, hartfalen, klepdysfunctie
48
wat kunnen de oorzaken van een obstructieve shock zijn
long embolie, tamponade, spanningspneumo
49
wat kunnen de oorzaken van een neurologische shock zijn?
dwarslaesie
50
wat kunnen de oorzaken van een distributieve shock zijn?
sepsis of infectie
51
cushings respons
reflex bij verhoogde intercraniale druk bradycardie, hypertensie
52
shock
klinische toestand van circulair falen: stoornis van weefsel perfusie, disbalans zuurstof en voeddingssuply
53
wat zijn de kenmerken van hypovolemische shock
versnelde ademhaling, verlaagde bloeddruk, tachycardie, verminderd bewust zijn, oligurie
54
hoe wordt hypovolemie geklassificeerd
o Categorie 1 <15% verlies o Categorie 2 15-30%: tachycardie, bloeddruk omlaag o Categorie 3 31-40%: tachycardie, alle andere parameters gaan ook wisselen o Categorie 4 >40%: respiratoire versnelling
55
wanneer doe je bloedsuppletie
bij 3 of hoger
56
lethal triad
acidose (veminderde cardiac performance)--> hypothermie (halt stollingscascade) --> coagilopathie (verergering lactaat acidose) -->
57
hoe onstaat verzuring door bloedverlies?
bloedverlies --> verminderd bloedvolume --> verminderde cardiac output --> verminderde weefselperfusie. --> hypoxy --> anaerobe verbranding --> verzuring/ acidose
58
wat is de behandeling om lethal triad te stoppen?
bloeding stoppen, beademen, bloedsuppletie, patiënt warm houden
59
cardiac output
slagvolume x hartfrequentie
60
wat doe je om binnenlichaamse bloeding te stoppen
proeflaparotomie / thoracotomie coiling (bloeding in de lever) reboa (ballon opblazen voor tijd winnen)
61
wat doe je als bij trauma patiënt vocht in de buik voelt
meteen proeflaparotomie/ thoracotomie
62
hoe herstel je bloedvolume
kristalloïden geven --> water met kristallen colloïden geven --> water met kristallen en eiwitten [verwarmt geven]
63
wat zijn de 3 bloedproducten?
RBC, plasma (stollingsfactoren), plaatjes
64
bloedplasma op lettten!!
bevat antistoffen
65
bloedcellen op letten!!
bloedcellen bevatten antigenen
66
4-5-6 regel bloedtransfusie
Deze regel houdt in dat men een Hb-afkapwaarde van 4,0 mmol/l hanteert voor een bloedtransfusie bij voorheen gezonde personen (ASA-klasse I), een waarde van 6,0 mmol/l voor patiënten met comorbiditeit (ASA-klasse IV) en voor de rest een waarde van 5,0 mmol/l
67
ASA klassificatie
ASA 1: Normale, gezonde patiënt. ASA 2: Patiënt met een milde systemische ziekte. ASA 3: Patiënt met een ernstige systemische ziekte. ASA 4: Patiënt met een ernstige systemische ziekte die een constante bedreiging is voor het leven. ASA 5: Patiënt die, ongeacht de ingreep, verwacht wordt binnen 24 uur te overlijden. ASA 6: Hersendode patiënt (orgaandonor).
68
primaire hemostase
uit kappotten endotheelcellen komen factoren die trombocyten omzetten en aantrekken, factor 8 en von willebrand zetten de trombocyten vats. trombocyten produceren factoren die tot secundaire hemostase leiden
69
secundaire hemostase
fibrine wordt uit fibrinogeen omgezet door factor 10 en trombine, via de intrinsieke en extrinsieke pathway
70
initiatie fase (stollingscascade)
maken van trombine
71
amplificatie fase (stollingscascade)
trombine blijven maken in een soort loop
72
propagatie fase (stollingscascade)
trombine zet fibrinogeen om naar fibrine for stabiele crosslinks en fibrine draden
73
hoe verloopt de remming van de stollingscascade
Endotheel zet factoren vrij om stolling te remmen: op verschillende punten - PAI1 --> maakt plasmine aan en die knipt de fibrine draden los
74
welke metingen zijn er voor de stolling ?
- Aantallen van factoren of stoffen te meten - aPTT : intrinsieke pathway stoffen - PT: kalium afhankelijke stoffen
75
INR
PT patient / PT normaal
76
PT
tussen 11-14 seconde extrinsieke routen van secundaire hemostase (7,5,10, of protrombine)
77
aPTT
tussen 30-40 seconde gebruikt voor meting van bepaalde bloed verdunners
78
ROTEM
rotational trombo elastogram kijkt hoe een stolsel zich vormt en op basis hiervan kan bepaald worden wat voor factoren er missen
79
welke producten kunnen gegeven worden om de stolling te ondersteunen?
- Plasma, maar in trauma vaak niet genoeg - Trombocyten concentraat - Factoren VII/VIII  bijna nooit - Fibrinogeen - Calcium (ook goed voor het hart)
80
tranexaminezuur
remt plasminogeen omzet naar plasmine --> stolsel blijft intact
81
masaaltransfusie protocol (MTP)
pakket 1 (bij trauma patient altijd klaargezet - 2 erytrocyten - 2 plasma (omiplasma - 2gr fibrinogeen - 2gr calciumgluconaat pakket 2 - 2x erytrocyten concentraat - 2x omiplasma - 1x 5-donoren trombocyten concentraat
82
waardoor kan je in de lethal triad belanden?
hemorrhage, fluid loss, burns
83
symptomen van shock
- Tachycardie, lage lichaamstemperatuur, klam, lage bloeddruk, tachypnoe, oligurie, verstoorde perifere circulatie, angst of onrust, dorst
84
waardoor is een patient met shock zich tachypnoe
om hogere negatieve intrathoracale druk te creëren om meer bloed naar het hart te krijgen
85
waarom krijgt een patient met shock een lage lichaam temperatuur?
door vasosupressie
86
waar moet je op letten als een patient zich met shock lijkt te presenteren
zijn dit compensatiemechanisme van de circulatie of symptomen van inflammatie
87
DO2/VO2 balans
balans tussen het zuurstof aanbod en zuurstof aanvraag
88
cardiogene shock
probleem in de hartfrequentie, of probleem in de contractiliteit
89
wat zijn problemen in de hartfrequentie
ritmestoornissen: aritmien, langzame ritme of versnelt etc.
90
wat zijn problemen in de contractiliteit
verlaagd slag volume door: hartinfarct
91
obstructieve shock
preload probleem, afterload probleem,
92
wat zijn de dingen die preload probleem kunnen veroorzaken?
tamponade (gestuwde halsvene), spanningspneumothorax
93
wat kan een afterload probleem veroorzaken?
long embolie
94
hoe los je een long embolie op?
trombolyse
95
ruiterstolsel
embolus in beide takken van arterie pulmonalis
96
neurogeen, drug, sepsis shock
probleem in vaatreactie: venomotore tonus
97
wat gebeurt er met vaten bij een dwarslaesie
vaten onder de dwarslaesie gaan open s taan
98
hoe los je een probleem met de venomotore tonus. op?
vasoconstrictie stimuleren met noradrenaline, perifere weerstand verhogen en veneuze systeem samen laten trekken
99
sepsis
micro-organisme (van buiten het lichaam) aanwezig die voor inflammatie en ontsteking zorgen
100
hypo dynamische shock
lage totale bloedflow van het gehele lichaam (shock waarbij totale lichaamsbloedflow laag is en dus de cardiac output verlaagd is, hypovolemisch, cardiogeen, obstructief)
101
hyperdynamische shock
hoge totale bloedflow van het gehele lichaam (shock waarbij cardiac output normaal tot verhoogd is, distributief)
102
wat gebeurt er als je een patient met een distributieve shock gaat vullen
- Probleem hier is dat vloeistof naar perifeer weefsel gaat en diffusie afstand groter maakt waardoor het weefsel moeilijk zuurstof opneemt --> maakt probleem groter
103
wat onderzoek je met een frank starling curve?
of er bij verhoging van veneuze return het slag volume ook omhoog gaat, fluid respons
104
wat zijn de nadelen bij fluid overload?
slechter weefsel genezing, verminderde perfusie doordat organen (voornamelijk ingekapseld) niet kan uitzetten
105
hoe weet je dat iemand een distributieve shock heeft in plaats van een hypodynamische shock?
als er niet op vulling gereageerd wordt, geen fluid respons is, en er bij verhoging veneuze return geen verhoogd slagvolume is.
106
wat zijn de belangrijkste vragen bij verdenking op shock?
Is er een disbalans tussen zuurstof aanvraag en zuurstofaanbod? Heeft vocht geven zin?
107
hoe behandel je een herseninfarct
thrombus verwijderen
108
wat zijn veel voorkomende symptomen van herseninfarct
hemiparese, afasie
109
afasie
taalstoornis, probleem linker hersen helft
110
FAST
Face: scheef gelaat Arm: uitzakken arm bij uitstrekken Speech: wartaal of onduidelijk en onverstaanbaar spreken Time: hoe laat is het gebeurt
111
taalstoornis
niet weten wat je zegt, of niet kunnen spreken, maar motorisch intact
112
spreekstoornis
motorisch deel van spreken niet intact
113
intercerebrale bloeding
bloeding in hersenweefsel, vaak door chronische verhoogde bloeddruk
114
subarachnoïdale bloeding
bloeding in hersenvlies, door zwakte in slagaderen rondom de hersenen
115
waarvoor dient opereren en bloeddruk verlagen bij een intercerebrale bloeding?
bloeding stoppen, druk verlichten
116
waardoor kunnen hersenbloedingen onstaan?
chronische hoge bloeddruk, amyloïde angiopathie (familiar, verzwakking van de bloedvaten), vaatmalformaties (AVM – aneurysma, angioom) stollingsstoornissen (mensen met leukemie of familiar)
117
amyloïde angiopathie
familiare verzwakking van de bloedvaten
118
hoe kan een arterio-veneuze malformatie behandelt worden?
neurochirurgie, stereotactische bestraling, endovasculair (lijm inspuiten)
119
waar duid acute stekende hoofdpijn en misselijkheid op?
subarachnoidale bloeding
120
wat zijn de behandel opties bij de bevinding van een aneurysma in de hersenen?
coiling (bij dubbelvorm aneurysma) clipping (als aneurysma niet te coilen valt)
121
hydrocelfalus
waterhoofd
122
hoe lang heb je om een door stolsel veroorzaak aneurysma op te lossen
binnen 25 min nadat de patient is binnengekomen
122
hoe lang heb je om een door stolsel veroorzaak aneurysma op te lossen
binnen 25 min nadat de patient is binnengekomen
123
alteplase.
plasminogeen activator, een middel da plasminogeen aanzet tot plasmine en zo het stolsel oplost (knipt de fibrine)
124
wat zijn de complicaties bij trombolyse
meer hersenbloedingen (wel heeft deze behandeling toch meer voordelen, je red meer mensen door trombolyse te geven) [Gouden standaard blijft trombose verwijderen
125
wat zijn de behandelopties bij stolsel herseninfarct?
stentretrievers, trombolyse, crraniotomie
126
delirium
- Aandacht raakt verstoord en cognitief raak je verstoord, je kan niet meer denken en oriënteren - Ontstaat acuut, als gevolg van een lichamelijke ziekte - Mensen krijgen vaak wanen en kunnen gaan hallucineren
127
belied rondom delirium
- Als mensen aan de beademing liggen moet je ze wakker maken en niet langdurig in slaap houden, omdat je anders snel verzwakt en je delirium kan missen
128
hyperactief delirium
erg onrustige en geagiteerde patient
129
hypoactief delirium
patiënt lijkt rustig, maar is eigenlijk helemaal in de war en gedesoriënteerd
130
saturatie
graag boven de 95%
131
pCO2
4.5-6.4 (bij snellere ademhaling daalt de pCO2 1:1)
132
de normale ademhaling
- Inspiratoire (2,5L) / expriatoire (500ml) reserve volume (voor als je extra nodig hebt: port etc.) - Residuaal volume: 1,5L, dat gaat er niet uit - Je kan beademing verhogen tot 200L/min door ademfrequentie en teugvolume te verhogen
133
basis van de longproblemen
- Hoe is de bloed aanvoer/ afvoer) - Hoe is de lucht aanvoer/ afvoer - Hoe is de diffusie
134
fibrose
diffusie probleem: verdikt membraan en verminderde hoeveelheid alveoli
135
astma
diffusie en afvoer probleem: Verdikking van membraan en C02 kan er niet uit (vooral tijdens aanval)
136
pneumonie
diffusie en lucht probleem: snot in de aveoli, el kan geel. lucht bij
137
wat zijn geen bloed problemen bij de longen
longembolie, ondervulling, hartstilstand
138
wat zijn geen lucht problemen bij de longen
Pneumonie, pneumothorax, morfine intoxicatie, spierzwakte, verstikking, atelectase (in elkaar klappen van de long)
139
wat gebeurt er bij te weinig oxygenatie en hoe kan je het oplossen?
SaO2 daalt, je geeft meer FiO2
140
wat gebeurt er bij te weinig ventilatie en hoe los je het op?
PaCO2 stijgt, je moet meer minuutvolume maken (frequentie en terugvolume verhogen
141
neusbril
niet meer dan 5 L per minuut, per L/min die je erbij geeft. Dan krijg je 4% FiO2 (max 40%)
142
masker
kan je 10 L geven, maar door lekkage krijg je maximaal FiO2 rond de 50%
143
venturi masker
op basis van kleurtjes wordt de FiO2 geregeld, op de aansluiting zit de hoeveelheid zuurstof die je moet aansluiten en hoeveel procent er dan inkomt, er wordt door de kracht van de lucht ook kamerlucht aangezogen, max 12-15L, kan tot 60% FiO2 geven
144
non-rebreather mask
ademt puur zuurstof uit een zakje en ademt de lucht via gaatjes van masker uit, hier sluit je minimaal 15L per minuut uit, kan FiO2 van 80% krijgen.
145
optiflow
tot 70L/min verwarmde bevochtigde lucht, FiO2 in te stellen, en de mond is vrij
146
CPAP
NIV (non-invasieve behandeling), FiO2 en druk geven, allemaal vormen hiervan (bij OSAS, decompensatie cordis)
147
beademing
NIV (non-invasieve behandeling), FiO2 en druk geven, allemaal vormen hiervan (bij spierzwakte, exarcerbatie COPD)
148
support beademing
patiënte initieert ademhaling, machine geeft support, kortdurende support druk om teug groter te maken
149
gecontroleerde beademing
geen eigen ademhaling van de patiënt, positieve druk (longen opblazen), volledig ingestelde machine, ademminuutvolume en FiO2 instellen (hierbij is het belangrijk de CO2 in de gaten te houden want patiënt doet ook niet meer compenseren
150
VV-ECMO
bloed langs membraan geoxigeneer en daarna weer het lichaam in, grote kans op hersenbloeding, omdat patiënt veel antistolling krijgt om bloed door de machine te laten gaan.
151
wanneer schakel je de IC in?
als de normale afdeling niet meer de benodigde hulp kan bieden
152
peritonitis
peritoneale prikkeling, door iet wat niet in de maag hoort te zitten. Plotselinge ernstige buikpijn (met defense musculaire)
153
peritonitis
acute ernstige buikpijn met defens musculair, veroorzaakt door prikkeling van het peritoneum
154
waardoor kan een peritonitis ontstaan?
Primair --> zonder perforatie Secundair --> door een perforatie in een hol orgaan
155
appendicitis acuta
10% van de mense krijgt er een, piek tussen de 20-30 jaar Door obstructie/stase in appendix Eerst buikpijn door de appendix obstructie en acute buik als pus en spul in de buikholte komt en voor peritoneale ontsteking zorgt
156
symptomen apendicitis acuta
- Migrerende pijn in epigastrio Lopen voorovergebogen en willen niet platliggen (appendix ligt tegen psoas spier aan, die bij strekking tegen peritoneum komt) - Vervoerspijn - Plotselinge nausea, vomitus en anorexie (geen zin meer om te eten) o Bij kinderen moet je vragen of ze zin hebben in eten?
157
diagnose apendicitis acuta
- Psoas fenomeen  pijn bij optillen been - Laboratorium (vooral bij vrouwen, ook zwangerschapstest): infectie parameters (leukocytose, stijging CRP) - Echo en CT om het te
158
behandeling appendicitis acuta
- Appendectomie (laparoscopisch), bij abcedering percutane drainage
159
cholecystitis acuta
- Fat, forty, female, fertile fair (hoog risico galstenen) Oorzaak: Glastenen (90%), acalculeuze cholexystitis (medicamenteus)
160
cholecystitis acuta symptomen
pijn RBB, koorts, nausea, vometing
161
cholecystitis acuta diagnostiek
LO: teken van murphy (pijn bij palpatie van de galblaas) Lab: leukocytose, stijging CRP, stijging gamma-GT (veel meer infectie parameters dan bij apendicites, is de lab uitslag normaal, dan is het geen cholecystitis) Echo: vergrote galblaas en verdikte galblaaswand
162
teken van Murphy
galblaas voelen bij palpatie van de lever
163
behandeling van cholecystitis
- Paparascopische cholecysectomie, open cholecystectomie, bij abces vorming percutane drainage - Complicaties: galwegletsel (kan echt dramatisch gaan oeps)
164
maagperforatie ulcus
Maag of duodenumulcus kunnen tot perforaties leiden Meer bij mannen (25-50 jaar) Door stress roke alcohol, H. pylori Mindermucosa bescherming en verhoogde maagzuursecretie Bij perforatie komt het maagzuur in de buik
165
typisch verhaal maagperforatie ulcus
last van maag en bovenbuik al een tijdje, en de acute buikpijn weten ze heel precies te zeggen wanneer het begonnen is, voelt als messteken en de buik is keihard
166
diagnostiek maagperforatie ulcus
LO: opgeheven leverdemping (doordat lucht uit de maag in de komt)  Je kan eigenlijk meteen opereren bij dit verhaal, want lab kan normaal zijn - Wat je wel kan doen is thoraxfoto, je ziet lucht onder het diafragma (CT kan ook)
167
behandeling van maagperforatie ulcus
- Open of laparoscopisch overhechten, maagresectie (toen er geen maagzuurremmer waren, allen als je extreem veel ulcus hebt in de maag), biopt (voor kijken naar maligniteit en H.pylori), je gaat spoelen om alles schoon te maken, hele maag inhoud ligt al in de buik.
168
wat zijn de twee vormen van pancreatitis
Oedemateus (85-90%) of necrotiseert (10-15%) [kans op overlijden wordt bij necrotiserend 12-25%]
169
waardoor ontstaat een pancreatitis meest
Vaak door obstructie flow ductus choledochus een daardoor reflux van gal Galstenen (40%), alcohol (40%)
170
symptomen pancreatitis
Pijn bovenbuik, uitstralend naar de rug Nasea, vomitus, icterus Mensen zijn vaan in shock (door vocht verlies abdomen) Grey turner sign: blauwe plek op de rug (wijst op een necrotiserende pancreatitis, of ster vervorderde pancreatitis) Cullen’s sign: blauwe plek bij de navel
171
grey turner sign
blauwe plek op de rug (wijst op een necrotiserende pancreatitis, of ster vervorderde pancreatitis)
172
Cullens sign
blauwe plek bij de navel
173
diagnostiek pancreatitis
Lab: lipase, amylase (in de urine), CRP (onstekinsgwaarde altijd verhoogt, want is al een tijdje aan de gang omdat het retroperitoneaal ligt en dus even duurt voordat die acute buik geeft) CT – op dag 3 na klachten, om te zien wat er aan de hand is (geeft meer prognose weer)
174
behandeling pancreatitis
- Shock voorkomen  infuus (5-6L per 24 uur), tot dat ze weer plassen - Is het alleen oedemateus: conservatief, goede prognose, lifestyle advies - Necrotiserend: drainage of operen bij infectie, antibiotica
175
wat zijn de veelvoorkomende complicaties bij pancreatitis
- Pseudocyste (moet je dan draineren, is allen vocht) - Diabetes, exocrine pancreas dysfunctie
176
diverticulitis
50% van ouderen boven 60 hebben divertikels, in de westerse cultuur door vezel arm eten Hoge intraluminale druk Meestal in sigmoïd en colon. Descendent
177
symptomen diverticulitis
Pijn onder linksonder in de buik Verhoogde infectie parameters Eerde al pijn in de buik (veranderd deïficatie patroon) Obstructie/perforatie Colon vaginale fistel (lucht plassen, colon perforeert naar de vagina
178
diagnose diverticultis
Lab: infectie parameters CT (voor kijken of er uitbreiding is of lokaal zit
179
behandeling lokaal diverticulitis
antibiotica en vezelrijk dieet
180
behandeling uitgebreid diverticulitis
resectie. (hartman behandeling) of stoma aanleggen om infectie tot rust te laten komen
181
ileus paralytisch
stop van darm peristaltiek, door onsteking in de buik
182
Ileus mechanisch
volulus (klemming. Van buik, wordt vaak ischemisch), beklemde breuk, adhesie, tumor, galsteen/ feaces
183
symptomen ileus
Braken, opgeheven. Deaficatie, bolle buik, koliekachtige buik, gedehydreerd
184
wat is kenmerkend voor mechanische ileus
ileus peristaltiek (hoogklinkend als gootsteen)
185
diagnostiek ileus
X-BOZ: voor dunnedarm of dikkedarm ileus Elektrolyten
186
behandeling van leus
24 uur consecatief (NPO, MS, infuus, klysma), geen. Succes dan doe je proeflaparotomie om oorzaak op te lossen een langdurig letstel (ischemie) te voorkomen.
187
waardoor ontstaat darm ischemie
carciale ritmestoornissen, atherosclerose, stenoserend vaatlijden, postoperatoef na vaatingreep, mesenteriaal trombose, portale hypertensie, stollingstoornis
188
wat is het typische verhaal bij darm ischemie
heeel veel pijn in de buik, maar geen lab indicaties, buik is soepel, je ziet niks
189
diagnostiek darm aschemie
lab: lactaat, amylase, leucocytose Bij CT van de buik met contrast zie je dat er geen bloed bij komt - aspecifiek - discrepantie
190
diagnostiek darm ischemie
lab: lactaat, amylase, leucocytoseBij CT van de buik met contrast zie je dat er geen bloed bij komt - aspecifiek - discrepantie
191
behandeling darm ischemie
resectie aangedane deel, bypass of endovasculair, second look
192
bij trauma peritoneale prikkeling
dan is er een gat in een hol orgaan, of door scherp letsel of door stom letsel
193
symptomatische AAA
als die barts krijg je peritoneale prikkeling
194
typisch verhaald AAA
gaat retroperitoneaal, en mesen krijgen aandrang gaan poepen en worden onwel, en pijn in de liezen, pijn in de onderrug
195
behandeling AAA
stent
196
damage control surgery
Alles opereren waar patiënt direct dood aan kan gaan, patiënt resociteren, bloed geven hemodynamisch stabiliseren en in later stadium complete behandeling doen.
197
belangrijkste markers bij een trauma patient
lactaat, saturatie, cardiac output (indicatoren van weefselperfusie), coagulatie markers, Hb/hematocriet
198
wat doe je met de bloeddruk als je hersenletsel verdenkt
- Bij hersenletsel geven korte episode van lage druk als slechtere uitkomst, je streeft dan naar wat hogere bloeddruk om dit te voorkomen
199
welke systemische punten zijn belangrijk in de gaten te houden bij trauma patient?
bloeddruk, hartslag, urineproductie, temperatuur
200
de drieledige. tacktiek
- Snellen intial control van de bloeding o Beheersing van de bloeding, controle van besmetting, antrabdominale packing (gaas langs het orgaan om druk te verhoging en het vanzelf gaat stollen) - Stabiliseren op de IC - Reinterventie om alles te maken
201
indicaties voor damage control surgery
- Temeperatuur.<34 - pH <7,2 - lactaat >2,5 mmol/l - PT > 16sec - PTT > 60 sec - > 10PC (bloeddruk is niet normaal nadat je 10 packed cells heb gegeven) - RR <90 mmHg > 60 min (hij bloed harder dan dat je m vult)
202
welke letsels komen vooral voor bij steekwonden in de thorax
perifeerlong letsel, hematothorax, pneumothorax, letsel van het hart, vaten, slokdarm
203
wat voor soorten stomp trauma zijn er?
direct impact, deceleratietrrauma, compressie letsel
204
fladderthorax
>3 ribben onder elkaar die op >2 plekken gebroken patient kan niet ademen, gaat aan de beademing met druk toediening
205
open pneumothorax
lucht kan tussen long en thorax door wond etc. behandelt door dicht te plakken (3 plekken)
206
contusio cor
kneuzing van de hartspier, onderrsteuing geven
207
van welk middel zijn de meeste intoxicaties
human geneesmiddelen (van het zenuwstelsel)
208
wanneer moet je denken aan een intoxicatie
verminderd bewustzijn, verandert bewustzijn, ziekte bij meerdere mensen uit een groep of omgeving
209
lichamelijk onderzoek bij verdenking op intoxicatie
buik, pupillen, temperatuur
210
toxidromen
per groep medicijnen/drug heb je bepaalde combinatie van klachten
211
cholinerge toxidroom
activatie van acetylcholine receptoren DUMMBBELLS, natte patient
212
wat zijn cholinerge toxines
- Paddenstoelen, insecticiden/ organofosfaten, nicotine, fyostigmine/ neostigmine
213
anti-cholinerge syndroom
Anticholinergica, blokkade van cholinerge receptoren Patiënt is droog
214
miosis
pin point pupillen
215
myadriasis
gedilateerde pupillen
216
symptomen anticholinerge syndroom
myadriasis, delirium, vasodilatatie, stillen darmen, urine retentie, tachycardie, hyperthermie
217
anti-cholinerge toxines
antihistaminica, anti-Parkinson middel, anti psychotica, antidepressiva, atropine, spierverslappers, kruiden en planten
218
sympaticomimeticum syndroom symptomen
tachycardie, ritmestoornissen, agitatie, paranoïde, wijde pupillen, motorisch onrustig, hypertensie, convulsies, hyperreflexie, hyperpyrexie
219
sympaticomimeticum toxines
: amfetamine, cocaïne, XTC, cafeïne, theofylline (oud astma medicament)
220
hoe behandel je een sympaticomimeticum syndroom
symptoom bestrijding en benzo's om patient rustig te houden
221
hypotonisch/sedatief syndroom
- Verlaagd bewustzijn/ coma, wisselende pupillen, ademhalingsdepressie, hypothermie, hyperreflexie, bradycardie, hypotensie, verminderde darmmobiliteit
222
hypnotische en sedatieve toxines
benzodiazepines, alcohol barbituraten, clonidine, GHB, opiaten
223
hoe behandel je een hypnotisch/sedatief syndroom
anexaten,
224
wat is bijzonder aan opiaten vergiftiging
heeft penpoint pupillen, maar valt verder onder hypnotisch/sedatief syndroom
225
wat kan je geven bij een opiaten vergefitiging
nalaxon
226
wat is het grootste gevaar bij een sympaticomimetisch syndroom
dat patiënten oververhit raken, dan ga je opstollen, je moet patiënt goed rustig houden
227
acuut coronair syndroom
- Instabiele angina pectoris - Klassieke kenmerken: druk op borst bij inspanning of kou, zakt af in rust, nitroglycerine werken (vaatverwijders)
228
stabiel coronair syndroom
vernauwing van bloedvaten door atherosclerose
229
instabiel coronair syndroom
aanwezigheid van ontstekingscellen, trombus vorming
230
welke complicaties kunnen optreden bij een hartinfarct
hartfalen, ritmestoornissen, losscheuren van spieren in het hart
231
hoe stel je een hartinfarct vast
verhaal + ECG + bio markers (cardiale enzymen, troponines afnemen)
232
stemi MI
totale occlusie (ST elevatie)
233
non-stemi MI
partiële occlusie, geen ST elevatie, verhoogde cardiale enzymen
234
instabiele angina pectoris
ischemie, geen verhoogde cardiale enzymen
235
behandeling van een MI
- Medicatie (trombocyten aggregatrieremming) - Pijnstilling/ zuurstof - Revascularization (PCI (stenten) /CABG (bypass), time is muscle) - Secundaire preventive (stoppen met roken, alcohol etc.)
236
acuut hartfalen symptomen
dyspneu, hypotensie, vermoeidheid, pijn op de borst, verminderde inspanningstolerantie (vraag dit op basis van kunnen en laten van de patiënt), palpitaties, oedemen
237
hartfalen symptomen
vermoeidheid, dyspneu, orthopneu, CVD verhoogd,
238
behandeling van hartfalen
medicatie (inotropica), revascularisatie, mechanische ondersteuning (ballonpomp, ECMO, LVAD)
239
angry brain
hersenen puilen uit waar de chirurg de schedel heeft weg gehaald
240
wanner wordt er gesproken van openhersen trauma
als de dura en de schedel kapot zijn
241
intercraniaal vocht hoeveelheden
: 150ml CSF, 120ml veneus, 30ml arterieel - 500 ml liquor per 24h
242
area postrema
hier mis je de bloed hersen barrière, dan wordt er nagekeken wat er in het bloed zit, en dit triggered overgeven
243
waardoor kan defecte autoegulatie komen?
- Trauma, tumor, toxines, anesthetica
244
mono-kelli doctrine
verteld dat hersenen kunnen compenseren bij toenemende massa tot 150 ml vocht uit te persen, lager dan dit kan niet omdat het ten kosten gaat van de perfusie die de hersenen niet kunnen missen
245
tentotium cerebelli
dakje van de kleine hersenen, subpratenroriele schade is minder ernstig
246
lucide interval
je gaat even out, en wordt weer wakker, maar er is schade en langzaam ontstaat een bloeding en dan gaat het toch fout, bij deze patiënten moet je goed opletten dat je ze niet te vroeg naar huis stuurt
247
waar moet je op letten bij subdurfal hematoom
waar bloeding zit is bloed hersenbarrière kapot, en uit het bloed komen stofjes die voor systemische reacties zorgen (longoedeem, hartritmestoornissen, probleem in lever en nieren etc.)
248
lethal triad van de hersenen
hypotensie, hypoxy, anemie, 1 van de 3 kunnen de hersen compenseren, maar gaan er twee fout is de boel niet goed
249
post intensive care syndroom
Langdurige klachten van de intensive care - Fysieke klachten, cognitieve klachten, psychische klachten
250
wat zijn de veel voorkomende fysieke klachten bij PICS
- Pulmonale restverschijnselen - Spierzwakte (ICU required weakness, 20-85% heeft na 1 jaar hier nog last van, daarvan heeft 90% na 5 jaar nog last) o Komt door de immobilisatie, ziekte/infectie en de medicatie o Preventie: vroeg mobiliseren, passief en actief - Contracturen - Neuropathie - Slaapproblematiek - Malnutritie
251
wat zijn veel voorkomende cognitieve klachten bij PICS
- Moeilijk aandacht vasthouden (snel afgeleid) - Moeite met informatie verwerken (informatie opslaan, tekst vaak lezen) - Moeite met nadenken/ woorden komen - Moeite met taken uitvoeren (vergeetachtig)
252
wat zijn veel voorkomende psychische klachten bij PICS
- 20% PTSS - 30% angst en depressie - Groot deel heeft delier o Gevoel dat ze aangerand worden - Nachtmerries/ slaapproblematiek - Hallucinaties: spinnen beesten/ angst dat verpleegkunde ze probeert te vermoorden - Machteloosheid
253
welke maatregelen kun je nemen om ernst van PICS te verminderen
vroeg revalideren en mobiliseren, goede nachtrust, verminderde sedatie, psychologische interventie, fysiotherapie, IC dagboek