Hören Flashcards
(56 cards)
1
Q
Dus
A
Also
2
Q
Het mbo
A
Die berufsschule
3
Q
Tot straks
A
Bis gleich
4
Q
Nodig hebben
A
Brauchen
5
Q
Leren kennen
A
Kennelernen
6
Q
Alleen, slechts
A
Nur
7
Q
Mooi
A
Schön
8
Q
Zich verheugen
A
Sich freuen
9
Q
Staan
A
Stehen
10
Q
De deur
A
Die tür
11
Q
Wachten w
A
Warten
12
Q
Achternaam
A
Der Nachname
13
Q
Computeren
A
Am computer spielen
14
Q
Muziek luisteren
A
Musik hören
15
Q
Uitgaan
A
Ausgehen
16
Q
Echt
A
Richtig
17
Q
Zich voorstellen
A
Sich vorstellen
18
Q
Duren
A
Dauern
19
Q
Uitnodigen
A
Einladen
20
Q
De uitnodiging
A
Die einladung
21
Q
Hopelijk
A
Hoffentlich
22
Q
Prachtig
A
Wunderschön
23
Q
Het spijt me
A
Es tut mir leid
24
Q
Vandaag
A
Heute
25
Plezier
Spass
26
Wensen
Wünschen
27
Vrieger
Früher
28
Geloven
Glauben
29
Nu
Jetzt
30
Vaak
Oft
31
Correct
Richtig
32
De salade
Der salat
33
Sturen
Schicken
34
Al
Schon
35
Duur
Teuer
36
Tussen
Zwischen
37
Bevallen
Gefallen
38
Genoeg
Genug
39
Nooit
Nie
40
Sterk
Stark
41
Mooi
Schön
42
Saai
Langweilig
43
Rustig
Ruhig
44
Gebruiken
Benutzen
45
Rijden
Fahren
46
Vrij
Frei
47
Precies
Genau
48
De vakantie
Der urblaub
49
Tot
Bis
50
Geopend
Geöffnet
51
De winkel
Das geschäft
52
Het haar
Die haare
53
Hrelaas
Leider
54
De friet
Die pommes
55
Bioscoop
Das kino
56
De tijd
Die zeit
