Hormoonstelsel Flashcards

(38 cards)

1
Q

Hormoon

A

Boodschapper die wordt afgegeven door een endocriene klier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hypothalamus

A

Vergelijkt met ideaal waarden en regelt bij indien nodig
=controle orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Feedback

A

Terugkoppeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Negatieve feedback

A

Teveel hormonen in bloed (afremmen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Positieve feedback

A

Te weinig hormonen in bloed (extra produceren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Endocriene klieren

A

Hormoon vormende organen
=hormoon klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Weefsel klieren

A

Groepjes kliercellen tussen andere weefsels (sps en uws)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hypofyse voorkwab

A

Adenohypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hypofyse achterkwab

A

Neurohypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hormonen van de adenohypofyse

A

Tsh
Acth
Fsh
Lh
Gh
Msh
Endorfines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hormonen van de neurohypofyse

A

Oxytocine
Adh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tsh

A

Thyroïd-stimulerend hormoon
(Stimuleert schildklier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Acth

A

Adrenocorticotroop
(Stimuleert bijnierschors)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fsh

A

Follikel stimulerend hormoon
(Stimuleert de ei-follikel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lh

A

Luteïniserend hormoon
(Stimuleert het gele lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gh

A

Groei hormoon

17
Q

Msh

A

Melanocyten stimulerend hormoon
(Wordt aangemaakt bij blootstelling aan zon licht)

18
Q

Endorfines

A

Wordt aangemaakt bij blootstelling aan pijn

19
Q

Hormonen van de neurohypofyse

A

Oxytocine
Adh

20
Q

Oxytocine

A

Geeft een goed gevoel bij aanraking
(Knuffelhormoon)

21
Q

Adh

A

Vb: antidiuretisch

22
Q

Ligging schildklieren

A

Ligt tegen schildkraakbeen (onderdeel van larynx)

23
Q

Theroxine (T3 en T4)

A

=schildklier hormoon
3 bevat 3 jodium deeltjes
4 bevat 4 jodium deeltjes

24
Q

Functie thyroxine

A

-regelt snelheid van verbranding
-belangrijk voor de groei en tand
ontwikkeling
-belangrijk voor verstandelijke ontwikkeling

25
Calcitonine
Werkt calcium verlagend =hypocalciumiërend
26
Bijschildklier
Glandula Parathyroïdea
27
Glandula parathyroïde
4 bijschildklieren gelegen achter schildklier Deze maken parathormoon (Werkt calcium verhogend) Hypercalciëmerend
28
Bijnieren
Glandula adrenales
29
Hormonen van de cortex
Glucordicoïden Mineralocorticoïden Steroïden
30
Glucocorticoïden
-Speelt grote rol bij reactie op stress -Werkt anti-inflammatoir (onstekings remmend) -anti allergisch - glycemie verhogend
31
Mineralocorticoïde
Vb: aldosteron Functie: -verhoogd natrium resorptie uit voor urine - verlaagd de calcium resorptie uit voorurine - verhoogd water resorptie
32
Steroïden
=voorlopers van de geslachthormonen (Testosteron en oestrogeen)
33
Bijniermerg: hormonen van de medulla
Adrenaline Noradrenaline
34
Pancreas is een gemende klier
Exocriene klier : pancreas sap Endocriene klier: hormonen —> insuline (b-cellen, glycemie daalt) —> glucagon (alfa cellen, glycemie daalt)
35
36
incretines
Dunne darm hormonen
37
Invloed van incretines
-verzadigings gevoel -verwittigen aan B-cellen in pancreas dat suiker opkomst is en dat ze moeten starten met insuline aanmaken
38