Hs 2 Flashcards

1
Q

stroommeter meet je met?

A

ampére (A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

soorten draden

A

fasedraad=bruin=230 volt
nuldraad=blauw=geen spanning
schakeldraad=zwart=alleen spanning als ie aan staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kortsluiting

A

elektrische apparaten zijn zo ontworpen dat de stroomsterkte niet te groot kan worden. Dat verandert als de stroom een andere weg kan nemen, met een kleinere weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

overbelasting

A

Er mogen niet te veel apparaten tegelijk op 1 groep worden aangesloten. In dat geval wordt de totale stroomsterkte te groot. De leidingen van de meterkast naar de vertakkingen moeten te veel stroom verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vermogen meet je met?

A
met Watt (w)
Het vermogen hangt af van de spanning waarop het apparaat werkt én de stroomsterkte die door het apparaat loopt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vermogen berekenen

A
vermogen= spanning x stroomsterkte
P= U x I
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

energieverbruik berekenen

A
Energieverbruik= vermogen x tijd
E= P x T
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lichaamsweerstand

A

hoeveel stroom je lichaam te verwerken krijgt, hangt af van de weerstand die de stroom ondervindt. Je lichaam zelf geleidt de stroom vrij goed. Je L.W. is niet zo groot. De stroom ondervindt de meeste weerstand op de plaatsen waar hij het lichaam in- en uitgaat. Dit noem je de contactweerstand. Hoe droger je huid, hoe groter de weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

smeltveiligheid

A

een ouderwets soort zekering. In oudere huizen kom je ze nog tegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aardlekschakelaar

A

in de meterkast vind je behalve zekeringen ook een of meer aardlekschakelaars. In de A.S. wordt de stroom in de fasedraad vergeleken met de stroom in de nuldraad. Als beide stroomsterktes even groot zijn, laat de aardlekschakelaar de stroom gewoon door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

weglekken van stroom

A

soms gebeurt het dat er ergens stroom weglekt, bvb doordat de isolatie van een apparaat kapot is. In dat geval zijn de stroom in de fasedraad en de stroom in de nuldraad niet even groot. Als het verschil groter is dan 30 mA, schakelt de A.S. de spanning uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aarddraad

A

om schokken te voorkomen, wordt zo’n apparaat geaard. Dat gebeurt met een aarddraad die vastzit aan het metalen omhulsul van het apparaat. Van de rand van het stopcontact loop de aarddraad verder naar de aardrail in de meterkast. De aarddraad is geel met groen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly