HSO Flashcards
(88 cards)
Wat is psychologie
Een wetenschap waarbij zowel het GEDRAG van mensen wordt bestudeerd als de GEVOELENS EN GEDACHTEN die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt.
Wat is het DOEL van psychologie
gedrag verklaren en van daaruit te voorspellen en beïnvloeden
Wat is een theorie
een beschrijving van een aantal samenhangende verschijnselen. De theorie verklaart hoe de verschijnselen samenhangen en voorspelt hoe zij veranderen als de omstandigheden worden gevarieerd. Een wetenschappelijke theorie is te onderzoeken aan de hand van een empirische cyclus.
Wat is een model
een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.
Wat is een concept
een abstract element dat wordt beschreven in een theorie.
Sociaal-cognitieve theorieën
Psychologische theorieën leggen de nadruk op sociaal-cognitieve (psychosociale) factoren die gedrag verklaren
Rationele afwegingen, maar gebaseerd op subjectieve waarnemingen
Health belief model
Waargenomen vatbaarheid (susceptibility) - ervaren kans dat een probleem of ziekte zich voordoet
Waargenomen ernst (severity) - ervaren ernst van een dergelijk probleem of ziekte
Waargenomen voordelen (benefits) - ervaren voordelen van het aanbevolen gedrag
Waargenomen barrières (costs) - ervaren barrières om het aanbevolen gedrag uit te voeren
Cues to action - interne of externe gebeurtenissen
Protection motivation theory (PMT)
Ontwikkeld om te onderzoeken bij welk angstniveau mensen het meest geneigd zijn tot preventieve actie
Theory of planned behavior (TPB)
Gedrag is te voorspellen a.d.h.v intentie: de mate waarin iemand van plan is om het gedrag uit te voeren.
Intentie is te voorspellen a.d.h.v iemands attitude, subjectieve normen en waargenomen gedragscontrole t.a.v. het gedrag.
Attitude
de houding van mensen te aanzien van een bepaald gedrag
Uitkomstverwachtingen
Evaluatie van die uitkomsten
Attitude bepaalt niet alleen gedrag, maar gedrag bepaalt ook attitude (cognitieve dissonantie)!
Subjectieve (sociale) normen
Sociale normen = (onuitgesproken) gedragsregels
- Waargenomen gedrag en/of verwachtingen van anderen
- Neiging om daaraan te conformeren
Descriptive norm:
het waargenomen gedrag dat de meeste mensen in deze situatie vertonen:
“Al mijn vrienden laten zich vaccineren”
Prescriptive norm:
wat men denkt dat anderen van jou verwachten:
“Mensen die belangrijk voor me zijn vinden die ik mij moet laten vaccineren”
Perceived Behavioral Control
de mate waarin men verwacht in staat te zijn om het gedrag uit te voeren
Ook wel self-efficacy genoemd
Dit hangt af van:
- Eerdere success- en/of faalervaringen
- Modelling
- Overtuiging door anderen
- Fysieke en emotionele toestand
- Toegang tot hulpbronnen
Self-efficacy versus zelfvertrouwen
Self efficacy
Gedrags-specifiek
Bijv. exercise self-efficacy scale (ESES)
Zelfvertrouwen (self-confidence)
Niet gedrags-specifiek
Het gevoel dat je over het algemeen kunt bereiken wat je wilt bereiken
Sociaal-Cognitieve theorie (SCT)
Volgens de SCT wordt het gedrag van mensen bepaald door hun intentie (doelen), de verwachting die mensen van een bepaald gedrag heeft & self-efficacy
Mensen leren niet alleen doordat ze zelf het gedrag uitvoeren, maar ook Door het gedrag bij anderen te observeren, neem een kind die gedrag van ouders overneemt.
Realistischer dan TPB door de 3 splitsing waardoor alles invloed heeft op elkaar ipv dat alles in het model naar 1 kant toe beweegt
Self-determination theory (SDT)
óf en hoeveel het gedrag uitgevoerd wordt, wordt bepaald door de mate waarin het gedrag 3 basisbehoeften vervult
Mensen hebben behoefte aan verbondenheid, competent zijn en vrijheid in wat je doet.
Stages of Change Model (SOC)
Dit model beschrijft de cyclus hoe iemand zijn/haar gedrag kan veranderen
precontemplation - contemplation - preparation - action - maintenance - terminatie of relapse - terug naar contemplation
Confounders
variabelen die de interpretatie van de resultaten verstoren
Operationaliseren
het vertalen van een niet-waarneembaar concept
naar een meetbaar concept dat zo goed mogelijk het originele concept
beschrijft
Likert schaal
In welke mate ben je het eens met…. (heel eens - heel oneens)
Semantic differential
(roken vind ik… vies/lekker, stom/stoer)
Visual Analogue scale
1-100mm lijn
Nominale variabelen
Meestal namen/losse antwoorden (automerk, geloof, ethniciteit)