HST 2, begrippen 0-30

Question 1

atmosfeer

Answer 1

de lucht om ons heen

Question 2

aardkorst

Answer 2

dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder continenten

Question 3

aanslibbingskust

Answer 3

kust waarbij de afzetting van materiaal overheerst

Question 4

afbraakkust

Answer 4

kust waarbij het wegslaan van materiaal overheerst

Question 5

benedenloop

Answer 5

het laatste stuk van een rivier, dicht bij zee

Question 6

biosfeer

Answer 6

het leven op aarde: planten, dieren en mensen

Question 7

bovenloop

Answer 7

het eerste stuk van een rivier, dicht bij de bron

Question 8

branding

Answer 8

de breking van golven in ondiep water (aan de kust)

Question 9

breuk

Answer 9

barst of scheur in de aardkorst

Question 10

chemische verwering

Answer 10

verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert

Question 11

debiet

Answer 11

de hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroom in m3 per seconde

Question 12

delta

Answer 12

een gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in veel rivierlopen

Question 13

eindmorene

Answer 13

verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is blijven liggen

Question 14

erosie

Answer 14

het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind

Question 15

endogene kracht

Answer 15

kracht die de aardkorst van buitenaf verandert

Question 16

exogene kracht

Answer 16

kracht die de aardkorst van buitenaf verandert

Question 17

firn

Answer 17

korrelige, overjarige sneeuw, hoog in de bergen

Question 18

firnbekken

Answer 18

verzamelbekken van overjarige sneeuw, hoog in de bergen

Question 19

gemengde rivier

Answer 19

rivier die behalve regenwater ook smeltwater van gletsjers afvoert.

Question 20

geofactor

Answer 20

factor die de vorming van het landschap mede bepaalt

Question 21

gesteentekringloop

Answer 21

proces waarbij gesteenten door geologische processen telkens worden afgebroken en omgevormd

Question 22

glaciaal

Answer 22

koude periode waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen

Question 23

gletsjer

Answer 23

enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift

Question 24

gletsjerpoort

Answer 24

de plek waar het smeltwater van een gletsjer uit gletsjer stroomt

Question 25

gletsjertunnel

Answer 25

tunnel die onder een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt

Question 26

golf

Answer 26

rimpel in het water die meestal wordt veroorzaakt door wind die over het wateroppervlak waait

Question 27

grondmorene

Answer 27

sediment dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als de gletsjer smelt

Question 28

heuvelland

Answer 28

gebied met een hoogteligging tussen 200 tot 500 m