I Geneesmiddelenallergie Flashcards

(32 cards)

1
Q

Bij welke overgevoeligheidsreacties moeten geneesmiddel direct worden gestaakt?

A
  1. Anafylaxie
  2. Hemolytische anemie/trombopenie
  3. Severe adverse skin reactions: Stevens-Johnson syndroom (SJS) en Toxische Epidermale Necrolyse (TEN)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke medicatie zijn het frequentst de veroorzakers van anafylactische/anafylactoide reacties?

A

Bètalactamantibiotica, NSAIDs en spierverslappers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn risicofactoren voor alle ernstige immunologische overgevoeligheidsreacties?

A
  • Frequente blootstelling
  • Immunologische activatie: chronische virale infectie
  • Astma/atopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de behandelstappen van een anafylactische/anafylactoide reactie?

A

1 Stoppen met verdacht geneesmiddel
2 - 0.5 mg adrenaline im
- 2mg tavegyl (clemastine) iv
- 8mg dexamethason iv
- Bij verdenking bronchospasmen 5mg salbutamol vernevelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de mechanismen van een anafylactische reactie?

A

Immuungemedieerde activatie van mestcellen.
Meestal IgG gemedieerd.

Hiervoor is sensibilisatie nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe snel treden de verschillende typen anafylactische reacties op?

A
  • 1e blootstelling: 7-21 dagen
  • 2e blootstelling:
    IgE-gemedieerd (type I): enkele minuten.
    T-lymfocyt gemedieerd (type IV): enkele dagen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de mechanismen van een anafylactoïde reactie?

A

Niet-immunologisch gemedieerde mestcelactivatie.

Dosisafhankelijk en kunnen optreden bij een eerste toediening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke middelen geven het vaakst een anafylactoide reactie?

A

Opioiden, NSAIDS, acetylsalicylzuur

Opioiden: interactie met mestcelmembraan: histamine

NSAIDs, acetylsalicylzuur: overwicht leukotriënen over prostaglandinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de verschillende graden van symptomen van anafylaxie?

A
  1. jeuk, exantheem, urticaria
    • gegeneraliseerd oedeem, GI klachten: nausea, braken, diarree
    • Stridor, heesheid, dyspneu, dysfagie, drukkend gevoel op borst
    • Cyanose, hypotensie, collaps, bewustzijnsverlies, incontinentie, ernstige hartritmestoornissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de frequentste verwekkers van auto-immuun trombocytopenie en hemolytische anemie?

A

Heparine en bètalactamantibiotica (resp.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de behandelstappen van immuungemedieerde trombocytopenie en hemolytische anemie?

A
  1. Stoppen met verdacht geneesmiddel
  2. (Trombocyten) transfusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het pathofysiologische mechanisme van Heparine geïnduceerde trombopenie (HIT)

A

Er worden antistoffen gevormd tegen het heparine-plaatjesfactor 4 complex (anti HEP/PF4), waardoor krachtige plaatjesactivatie waardoor:
1. Trombocytopenie
2. Ernstige arteriële of veneuze trombose (paradoxale trombose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vaak komt een Heparine geïnduceerde trombopenie voor?

A

<1% van alle heparinegebruikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke typen heparine komt HIT het meest voor?

A

Ongefractioneerd heparine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke maatregelen worden ondernomen om HIT te voorkomen bij heparinegebruik?

A

Wekelijks trombo’s controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Omschrijf HIT-type 1

A
  • Ontstaat 1-4 dagen na start heparine
  • Trombo’s <100
  • Geen anti-HEP/PF4 antistofcomplexen
  • Geen trombose, geen bloedingen.
  • Heparine continueren
17
Q

Omschrijf HIT-type 2

A
  • Ontstaat 5-10 dagen na start heparine
  • Trombo’s 30-55
  • Wel anti-HEP/PF4 complexen
  • 30% trombose, zelden bloedingen
    –> Heparine staken
18
Q

Wat is het mechanisme van hemolytische anemie geïnduceerd door penicilline?

A

Binding IgG antistoffen aan penicillinedeterminanten op erytrocytenmembraan.

19
Q

Wanneer treedt hemolytische anemie op? (tijd)

A

Ca. 1 week na start betalactamantibiotica

20
Q

Hoe snel herstelt een hemolytische anemie door een betalactamantibioticum?

A

Enkele dagen na staken medicatie.

21
Q

Welke typen reacties zijn de meest voorkomende reacties op geneesmiddelen?

22
Q

Welke middelen geven vaak huidreacties?

A

Penicillinen, cefalosporinen, carbamazepine, allopurinol

23
Q

Welke huiderupties komen veel voor? Welke het meest?

A

Maculopapuleuze erupties vaakst. Verder exantheem, urticaria, angio-oedeem.

24
Q

Welke middelen geven maculopapuleus exantheem?

A

Penicillinen, allopurinol, carbamazepinen

25
Wat zijn de kenmerken van urticaria
Licht verheven, jeukende huiderupties, vaak centrale opbleking.
26
Zijn urticaria altijd immuungemedieerd?
Nee
27
Hoe beginnen het Stevens-Johnson syndroom en TEN?
Prodromaal stadium met koorts en malaise
27
Wat is het gevaar van SJS of TEN?
Levensbedreigende aandoeningen. Vroege herkenning is van groot belang.
28
Welke middelen geven het vaakst SJS of TEN?
Verschillende antibiotica, carbamazepine, allopurinol
29
Wat zijn de kenmerkende symptomen van SJS?
- <10% lichaamsoppervlak - Huid en meerder slijmvlieslokalisaties aangedaan (conjunctivitis, orale mucositis).
30
Wat zijn de kenmerkende symptomen van TEN?
->30% lichaamsopp aangedaan - Huid laat vaak in grote plakkaten los
31
Hoe worden SJS en TEN behandeld?
1. Staken middel 2. - Pijnbestrijding - Infectiebestrijding - >30% verwijzing brandwondencentrum