idioom Flashcards

(38 cards)

1
Q

manipuleren

A

beïnvloeden met oneerlijke middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

essentie

A

de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

valide

A

geldig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opponent

A

tegenstander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rivaliteit

A

wedijver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

polarisatie

A

de vorming van tegenstellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ongefundeerd

A

ongegrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

plausibele

A

geloofwaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

irreële

A

onwerkelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

retorisch

A

waarin je gebruikmaakt van de middelen van de redekunst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

interrumperen

A

onderbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

appelleren

A

een beroep doen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

claimen

A

opeisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

conformeren

A

zich schikken naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ethisch

A

tot de ethiek behorend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

suggestieve

A

waarin een aanwijzing voor een antwoord zit

17
Q

confronteren

A

tegenover elkaar stellen

18
Q

ethisch

A

tot de ethiek behorend

19
Q

suggestieve

A

waarin een aanwijzing voor een antwoord zit

20
Q

confronteren

A

tegenover elkaar stellen

21
Q

moraal

22
Q

theatrale

23
Q

verbloemen

A

verbergen achter een schone schijn

24
Q

esthetisch

25
alert
attent
26
conventioneel
door de gewoonte voorgeschreven
27
confessioneel
een bepaalde geloofsbelijdenis aanhangend
28
moreel
gegrond op innerlijke gevoel van goed of kwaad
29
mentaal
geestelijk
30
principieel
berustend op eigen overtuiging of beginselen
31
authentiek
echt
32
generaliseren
geen algemene conclusie trekken uit een bijzonder geval
33
baseren
grondvesten
34
bagatelliseren
een bewering iets afzwakken
35
rectificeren
rechtzetten/verbeteren
36
delibereren
overleggen
37
prefereren
de voorkeur geven aan
38
preciseren
nauwkeurig bepalen