II Flashcards
(62 cards)
1
Q
Aceptar
A
Accepteren
2
Q
Actuar
A
Optreden
3
Q
Amar
A
Houden van
4
Q
Anadir
A
Toevoegen
5
Q
Andar
A
Lopen
6
Q
Apoyar
A
Ondersteunen
7
Q
Aprobar
A
Goedkeuren
8
Q
Ayudar
A
Helpen
9
Q
Brillar
A
Stralen
10
Q
Cambiar
A
Veranderen
11
Q
Coger
A
Oppakken
12
Q
Construir
A
Opbouwen
13
Q
Contar
A
Vertellen
14
Q
Continuar
A
Doorgaan
15
Q
Controlar
A
Controleren
16
Q
Costar
A
Kosten
17
Q
Crear
A
Maken
18
Q
Decepcionar
A
Teleurstellen
19
Q
Decidir
A
Besluiten
20
Q
Defender
A
Verdedigen
21
Q
Demostrar
A
Aantonen
22
Q
Descubrir
A
Ontdekken
23
Q
Desear
A
Wensen
24
Q
Durar
A
Duren
25
Encontrar
Vinden
26
Entrar
Binnenkomen
27
Enviar
Versturen
28
Escapar
Ontsnappen
29
Evitar
Vermijden
30
Explicar
Uitleggen
31
Formar
Vormen
32
Gritar
Schreeuwen
33
Imaginar
Inbeelden
34
Intenar
Van plan zijn
35
Jurar
Zweren
36
llamar
Bellen
37
llamarse
Heten
38
Llorar
Huilen
39
Marcar
Markeren
40
Matar
Doden
41
Mezclar
Mengen
42
Morir
Sterven
43
Mover
Verplaatsen
44
Nadar
Zwemmen
45
Observar
Bekijken
46
Ofrecer
Aanbieden
47
Pasar
Langskomen
48
Permitir
Toestaan
49
Planear
Plannen
50
Preparar
Voorbereiden
51
Prometer
Beloven
52
Reir
Lachen
53
Repetir
Herhalen
54
Responder
Antwoorden
55
Sentir
Voelen
56
Significar
Betekenen
57
Tener
Hebben
58
Tocar
Bespelen
59
Traer
Meebrengen
60
Utilizar
Gebruiken
61
Vender
Verkopen
62
Volver
Terugkeren
