Imperfectum Flashcards

(169 cards)

0
Q

Fluiten

A

Floot Floten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
0
Q

Ruiken

A

Rook Roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
0
Q

Verliezen

A

Verloor Verloren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
0
Q

Zijn

A

Was Waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Zwerven

A

Zwierf Zwierven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dragen

A

Droeg Droegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Slapen

A

Sliep Sliepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Binden

A

Bond Bonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Breken

A

Brak Braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bouwen

A

Bouwde Bouwden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verbergen

A

Verborg Verborgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beginnen

A

Begon Begonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vermijden

A

Vermeed Vermeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verdwijnen

A

Verdween Verdwenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wassen

A

Waste Wasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klimmen

A

Klom Klommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Moeten

A

Moest Moesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zullen

A

Zou Zouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Trekken

A

Trok Trokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Doen

A

Deed Deden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Slaan

A

Sloeg Sloegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vangen

A

Ving Vingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vergeten

A

Vergat Vergaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaien

A

Waaide, Woei (het) Waaiden, –

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Laten
Liet Lieten
13
Weten
Wist Wisten
14
Zingen
Zong Zongen
15
Ervaren
Ervoer Ervoeren
15
Scheiden
Scheidde Scheidden
15
Sterven
Stierf Stierven
16
Geven
Gaf Gaven
17
Komen
Kwam Kwamen
18
Smelten
Smolt Smolten
19
Leren
Leerde Leerden
19
Duiken
Dook Doken
19
Gelden
Gold Golden
19
Vliegen
Vloog Vlogen
20
Helpen
Hielp Hielpen
21
Snijden
Sneed Sneden
22
Bederven
Bedierf Bedierven
24
Raden
Raadde Raadden
25
Genezen
Genas Genazen
25
Uitzenden
Zond uit Zonden uit
26
Ontvangen
Ontving Ontvingen
28
Graven
Groef Groeven
29
Liegen
Loog Logen
30
Glijden
Gleed Gleden
32
Kijken
Keek Keken
32
Stijgen
Steeg Stegen
33
Bestrijden
Bestreed Bestreden
33
Lopen
Liep Liepen
34
Spijten
Speet (het) --
35
Krimpen
Kromp Krompen
36
Lijden
Leed Leden
37
Mogen
Mocht Mochten
38
Bakken
Bakte Bakten
38
Druipen
Droop Dropen
38
Stelen
Stal Stalen
39
Zullen
Zou Zouden
40
Ophangen
Hing op Hingen op
41
Hoeven
Hoefde Hoefden
41
Staan
Stond Stonden
42
Kunnen
Kon Konden
44
Blazen
Blies Bliezen
45
Aanbieden
Bood aan Boden aan
45
Vouwen
Vouwde Vouwden
46
Bieden
Bood Boden
46
Schijnen
Scheen Schenen
48
Strijken
Streek Streken
49
Betreffen
Betrof Betroffen
49
Zwemmen
Zwom Zwommen
50
Gieten
Goot Goten
52
Treden
Trad Traden
53
Zoeken
Zocht Zochten
56
Drijven
Dreef Dreven
57
Winnen
Won Wonnen
58
Zwijgen
Zweeg Zwegen
59
Opsteken
Stak op Staken op
61
Glimmen
Glom Glommen
63
Bidden
Bad Badden
64
Liggen
Lag Lagen
65
Lijken
Leek Leken
67
Begrijpen
Begreep Begrepen
68
Brengen
Bracht Brachten
69
Dringen
Drong Drongen
70
Verbieden
Verbood Verboden
71
Spreken
Sprak Spraken
73
Schrijven
Schreef Schreven
75
Bewijzen
Bewees Bewezen
76
Roepen
Riep Riepen
77
Willen
Wilde (Wou) Wilden
78
Kunnen
Kon Konden
79
Zitten
Zat Zaten
80
Vriezen
Vroor (het) --
82
Werpen
Wierp Wierpen
83
Mogen
Mocht Mochten
84
Denken
Dacht Dachten
84
Varen
Voer Voeren
85
Vechten
Vocht Vochten
87
Kruipen
Kroop Kropen
88
Fietsen
Fietste Fietsten
88
Stinken
Stonk Stonken
90
Knijpen
Kneep Knepen
91
Bedriegen
Bedroog Bedrogen
92
Sluiten
Sloot Sloten
93
Schelden
Schold Scholden
94
Schuilen
School Scholen
95
Hebben
Had Hadden
96
Vergelijken
Vergeleek Vergeleken
97
Genieten
Genoot Genoten
98
Eten
At Aten
100
Vragen
Vroeg Vroegen
101
Willen
Wilde, Wou Wilden, --
103
Blijken
Bleek Bleken
104
Houden
Hield Hielden
105
Braden
Braadde Braaden
105
Jagen
Jaagde (Joeg) Jaagden (Joegen)
106
Moeten
Moest Moesten
107
Blinken
Blonk Blonken
108
Kiezen
Koos Kozen
110
Zinken
Zonk Zonken
112
Zien
Zag Zagen
113
Springen
Sprong Sprogen
114
Dwingen
Dwong Dwongen
115
Zenden
Zond Zonden
116
Bijten
Beet Beten
118
Smijten
Smeet Smeten
120
Buigen
Boog Bogen
122
Worden
Werd Werden
123
Ontbreken
Ontbrak Ontbraken
125
Schuiven
Schoof Schoven
126
Rijden
Reed Reden
128
Schieten
Schoot Schoten
129
Schenken
Schonk Schonken
130
Nemen
Nam Namen
131
Wegen
Woog Wogen
132
Treffen
Trof Troffen
133
Optreden
Trad op Traden op
134
Lezen
Las Lazen
136
Kopen
Kocht Kochten
137
Grijpen
Greep Grepen
138
Zuigen
Zoog Zogen
139
Blijven
Bleef Bleven
141
Schrikken
Schrok Schrokken
143
Lachen
Lachte Lachten
144
Gaan
Ging Gingen
145
Krijgen
Kreeg Kregen
146
Wrijven
Wreef Wreven
147
Scheppen
Schiep Schiepen
148
Verzinnen
Verzon Verzonnen
149
Heten
Heette Heetten
150
Spuiten
Spoot Spoten
151
Werken
Werkte Werkten
152
Vallen
Viel Vielen
153
Bevelen
Beval Bevalen
155
Vinden
Vond Vonden
156
Zweren
Zwoor Zworen
157
Steken
Stak Staken
158
Wijzen
Wees Wezen
159
Bewegen
Bewoog Bewogen
160
Drinken
Dronk Dronken
161
Scheren
Schoor Schoren
163
Gedragen
Gedroeg Gedroegen
164
Hangen
Hing Hingen
165
Strijden
Streed Streden
166
Verlaten
Verliet Verlieten
167
Zeggen
Zei Zeiden
168
Verschijnen
Verscheen Verschenen
169
Klinken
Klonk Klonken