In de kantine (hoofdstuk 2) Flashcards
(39 cards)
1
Q
canteen
A
kantine
2
Q
this
A
deze
3
Q
free
A
vrij
4
Q
of course
A
ja hoor
5
Q
okey / right
A
zo
6
Q
delicious
A
lekker
7
Q
cup
A
de kop
het kopje
8
Q
for a long time
A
al lang
9
Q
only
A
pas
10
Q
or
A
of
11
Q
actually / really
A
eigenlijk
12
Q
today
A
vaandag
13
Q
tomorrow
A
morgen
14
Q
how nice
A
wat leuk
15
Q
so / therefore
A
dus
16
Q
to recieve
A
krijgen
17
Q
any
A
nog
18
Q
but
A
maar
19
Q
visitors
A
bezoek
20
Q
certainly
A
wel
21
Q
taller
A
langer
22
Q
to look
A
kijken
23
Q
different / other
A
ander
24
Q
to pay a visit
A
komen op bezoek
25
to know
weten
26
to tell
vertellen
27
should have to
moeten
28
people
mensen
29
old people
oudere mensen
30
young people
jonge mensen
31
what time is it
hoe laat is het
32
an hour
een uur
33
a halfhour
een halfuur
34
quarter of an hour
een kwartier
35
marriage
getrouwd
36
glasses
bril
37
earrings
oorbellen
38
eyes
ogen
39
necklace
halsketting