inleiding Flashcards

1
Q

approximaal

A

tussen de tanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

interdentaal

A

onder contactpunten tussen de tanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

paramediaan

A

langs de middelijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ramfjordelementen

A

16, 21, 24, 36, 41, 44

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bevat de gekeratiniseerde gingiva?(2)

A

marginale gingiva + aangehechte gingiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

marginale (vrije) gingiva

A

deel van de gingiva dat niet aangehecht is aan de tand en loopt van de marginale gingivarand tot de vrije gingivale groeve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aangehechte gingiva

A

loopt van de vrije gingivale groeve tot aan de mucogingivale grens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vrije gingivale groeve

A

ondiepe depressie in de gingiva, komt vaak overeen met de bodem van de sulcus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wT scheidt de mucogingivale grens?

A

gekeratiniseerde gingiva van de orale mucosa of het wangslijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sulcus

A

ruimte tussen de marginale gingivarand en het aanhechtingsepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stelling; sulcusepitheel is niet gekeratiniseerd omdat het doorlaatbaar moet zijn voor de creviculaire vloeistof(semi permeabel)

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is creviculaire vloeistof?

A

permanent exsudaat zoals serum in de sulcus met antimicrobiële en ontstekingsremmende eigenschappen dankzij producten zoals monocyten en granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

van waar tot waar loopt het aanhechtingsepitheel?(junctionel epithelium)

A

loopt van de bodem van de sulcus tot aan de glazuurcementgrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

van waar tot waar loopt bindweefselvezelige aanhechting (dentogingival junction)?

A

begint onder het aanhechtingsepitheel en loopt tot aan de alveolaire botrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functie bindweefselvezelige aanhechting

A

trekt vrije gingiva en het aanhechtingsepitheel naar de tand toe om de bacteriële infiltratie te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

biologische ruimte (biological width)

A

afstand in mm van het meest coronaal gelegen aanhechtingsepitheel tot de meest apicaal gelegen bindweefselvezelige aanhechting

17
Q

wat gebeurd er als er een inbreuk wordt gedaan op de biologische ruimte?

A

gingiva hypertrofie

18
Q

functie van parodontaal ligament(4)

A
  • garandeert biologische activiteit van cementum en bot
  • via bloed en lumfevaten in het PDL worden bouwstenen aangevoerd en afvalstoffen afgevoerd
  • PDL houdt de tand stevig vast en maakt fysiologische beweeglijkheid mogelijk
  • doorgeven van motorische en gevoelssensaties via n. trigeminus netwerk
19
Q

histologische pocket

A

afstand in mm van de marginale gingivarand tot de meest coronaal gelegen bw-vezelige aanhechting

20
Q

klinische pocket

A

afstand in mm van het meest coronaal gelegen aanhechtingspunt tot aan de glazuurcementgrens

21
Q

CAL (clinical attachment level) meting

A

afstand in mm van een vast punt (GCG) tot aan de meest coronaal bindweefselvezelige aanhechting

22
Q

pseudopocket

A

valse pocket, door gingiva hypertofie lijkt de pocketdiepte groter

23
Q

pocketdiepte

A

afstand in mm van de marginale gingiva tot de meest coronaal gelegen bindweefselvezelige aanhechting

24
Q

noem 3 voorbeelden waardoor een foute pocketmeting kan ontstaan

A
  • door een kromme wortel
  • door tandsteen
  • door overhangende vullingen
25
Q

intrabonypocket

A

pocket die onder of in het bot gelegen is

26
Q

recessie

A

apicaalwaartse beweging van de marginale gingiva voorbij de glazuur cementgrens

27
Q

aanhechtingsverlies

A

som van de pocketdiepte en de recessie

28
Q

sulcus bleeding index 0-5

A
0 = gezond
1= bloeding
2 = verkleuring
3 = lichte zwelling
4 = hevige zwelling
5 = spontaan bloeden
29
Q

navy plaque index 0-3

A
0 = geen plaque
1 = plaque strikt vestibulair
2 = plaque  aan gingivarand strikt vestibulair
3= plaque approximaal
30
Q

waarom heeft het aangehechte epitheel geen submucosa?

A

omdat het bestand moet zijn tegen kauwkrachten en trauma tgv poetsen

31
Q

3 kenmerken van junctional epithelium (aanhechtingsepitheel)

A
  • het is de overgang van uitwendig en inwendig milieu
  • tijdens eruptie van de tand verschuift het aanhechtingsepitheel mee apicaalwaarts
  • ondersteund door de onderliggende binsweefselvezels en de hemi-desmosomale binding met het glazuur vormt het aanhechtingsepitheel een dichte seal
32
Q

waar liggen de Sharpey vezels?

A

liggen ingebed tussen het cementum en de alveolaire botrand