inleiding Flashcards

1
Q

prehistorie

A

voor geschidenis= geen schrift

tot 3250 V.c. = er onstaat spijkerschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klassieke oudheid

A

tijd van grieken en romeinen
ijkpunt: Jaar 1
753 V.c. - 476 = val WRR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stroomculturen

A

beschaving rond een rivier (vruchtbaarheid)
bv. 2 stromenland
egypte = nijl
3250 V.c. - 753 V.c. = onstaan van rome volgens het legende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

middeleeuwen

A

1453 = val ORR = constantinopel wordt ingenomen door ottomen
1492 = columbus “ontdekt” amerika
- hoogstaandebeschaving kun je niet ontdekken
- hij dacht dat het india was
476-1492,1453

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nieuwe tijd

A

1492,1453- 1789

franse revolutie = 1789

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nieuwste tijd

A

1789-1945 = einde WO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klassieke tijdlijn

A

chronologisch verloop van de 7 historische periodes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ancien Régime

A

Een verzamelnaam voor de middeleeuwen en de nieuwe tijd. Binnen deze twee historische periodes zien we in alle domeinen van de socialiteit meer gelijkenissen dan verschillen.
De kenmerken van het AR zijn:
1. Politiek: feodaliteit (macht ligt bij de vorsten)
2. Sociaal: standensamenleving
3. Economisch: landbouwsamenleving
4. Cultureel: de godsdienst speelt een belangrijke rol in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gilden

A

Ambachtelijke en commerciële beroepsorganisaties. De gilden speelden tijdens het AR een belangrijke rol in de stedelijke politiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kerstenen

A

Een volk bekeren tot het katholieke geloof.

Synoniem = missioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Referentiekader

A

Manier om gebeurtenissen te ordenen in tijd, ruimte en socialiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Socialiteit

A

Geheel van maatschappelijke domeinen (alles wat in de samenleving gebeurt, kan je in categorieën onderverdelen) waaronder politiek, socio-economisch, cultuur,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Standensamenleving

A

Samenleving die bestaat uit verschillende groepen of standen, waarbij elke stand andere rechten en plichten heeft tov de andere. Tot welke stand je behoorde werd grotendeels bepaald door je afkomst.

  1. Clerus: eerste stand, een verzamelnaam voor geestelijken (mensen met een functie binnen de kerk) . Men maakt een onderscheid tussen reguliere clerus (wonen in kloosters, vb monniken en nonnen) en seculiere clerus (met een wereldlijke taak, zij wonen vaak binnen de parochie vb priesters)
  2. Adel: tweede stand, een verzamelnaam voor mensen die tot de voornaamste families behoren en dus ook de meest invloedrijke posities innamen in bv het leger.
  3. Derde stand: het gewone volk, wie niet tot adel en clerus behoort. Vb:boeren, bedelaars, ambachtslieden, burgerij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

continüiteit

A

De belangrijkste kenmerken en het karakter van een samenleving/cultuur blijven ononderbroken bestaan Synoniem: voorzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

intern

A

Elementen die binnen een gebied/samenleving een rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

extern

A

Elementen die, hoewel ze van buiten een gebied/samenleving afkomstig zijn die toch dat gebied/samenleving beïnvloeden

17
Q

revolutie

A

plotse, hevige verandering

18
Q

evolutie

A

gelijdelijke verandering

19
Q

schiereiland

A

een eiland die aan een stuk verbonden is aan het vaste land : arabië, Afrika

20
Q

Mesopotamië

A

syn 2 stromenland

= Het gebied ligt tussen de tigris en eufraat: het huidige irak

21
Q

mare nostrum

A

“onze zee” voor de romeinen was de middellandse zee een binnenzee
(romeinse rijk lag erond)

22
Q

nomaden

A

mensen trekken rond op zoek naar voedsel tot 8000 V.c

23
Q

Tijd voor eerste golf

A

Fase van voedselverzamelaars en jagers tot ca 8000 V.c.

24
Q

eerste golf

A

Landbouwfase of agrarische fase (ca 8000 V.c.- ca 1750)
het was een landbouw samenleving
de meeste mensen waren boeren

25
tweede golf
industriële Fase ( ca 1750-ca 1960) uitvnding stoommachine de meeste mensen zijn arbeiders het was een industriële samenleving
26
derde golf
``` Fase van handel en diensten post industriële samenleving ca 1960 door uitvinding computer De meeste mensen werken in het handel en diensten sector bv kapper, bakker ```
27
politiek
* politiek-territoriaal = grondgebied (grens:oorlog) * politiek-bestuurlijk macht reageren
28
socio-economisch
* Economisch geld, financiën, handel * sociaal groepen in de samenleving. hoe ze leven, kleden, en hun relatie tot elkaar
29
cultureel
* Kunst schilderijen, mode, beeldhouw, poezië, architectuur * Wetenschap en techniek uitvindingen en kennis * Godsdienst geloof/relegie * leefgewoonten dagelijkse leven van een hele cultuur bv chinesen eten met stokjes
30
visie op de middeleeuwen in nieuwe tijd
negatief want barbaarse tijd zonder cultuur 'middeleeuwen' = onbelangerijke tussentijd
31
visie op de middeleeuwen in nieuwste tijd
positief want uit de romantiek gaat men het verleden ophemelen bv. heldenverhalen, Neostijlen
32
visie op de middeleeuwen in eigen tijd
neutraal want op basis van onderzoek van de middeleeuwen geschidenis) hebben we ddor dat de middeleeuwen plus en min punten heeft
33
byzantijnen
Oost-romeinen
34
standplaatsgebondheid
perspectief om naar het verleden te kijken
35
sedentair
vaste verblijfplaats
36
romantisch
romantiek = cultuurstroming uit de 19e eeuw waarin men het verleden ophemelt bv. helenverhalen over ridders
37
neogotiek
neostijl = imitatie van bouwstijl uit de middeleeuwen