Integratie, ziektebeelden Flashcards

(165 cards)

1
Q

Otitis media acuta (OMA)

A

Ontsteking van het middenoor met ophoping van vocht in het middenoor en klachten en tekenen van een acute infectie.

Meest gestelde diagnose bij ziekte kinderen bij huisartsen en kinderarsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Symptomen OMA

A
  • Recent acuut ontstane oorpijn
  • Vaak met koorts
  • Prikkelbaarheid en nachtelijke onrust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Otoscopie OMA

A

erytheem van trommelvlies, vocht in middenoor en otorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt OMA veroorzaakt?

A

In 80% door een virus (RSV, influenza of verkoudheidsvirus). In 20% bacterieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Risicofactoren OMA

A
  • Passief roken
  • Creche bezoek
  • afwijkende anatomie
  • obstructie gehoorsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Complicaties OMA

A
  • nekstijfheid
  • rood/gezwollen mastoïd met afstaand oor
  • nystagmus/gehoorverlies en/of n. facialisparese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling OMA

A

symptomatisch; pijnstilling of eventueel xylometazoline of NaCl spoeling bij neusverstopping

antibiotica alleen bij ernstig ziek kind, als het kind zieker wordt, na 3 dagen geen verbetering of bij eerste presentatie loopoor met koorts/pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer kan chirurgische behandeling bij OMA overwogen worden?

A

recidiverende OMA (>3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Otitis media met effusie (OME)

A

ophoping van vocht in het middenoor zonder tekenen van een acute infectie; er is vaak geen oorpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

OME klachten

A

Slechthorendheid, gedragsproblemen, drukkend gevoel op de oren en problemen in spraak en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt diagnose OME gesteld?

A

otoscopie, toonaudiometrie en tympanometrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling OME

A

Inbrengen van een trommelvliesbuisje en het gebruik van een hoortoestel; behandeling is NIET medicamenteus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

laryngitis subglottica

A

zwelling van de subglottis als gevolg van een infectie met het para-influenza virus; heeft over het algemeen wel een gunstige prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij wie komt laryngitiis subglottica voor?

A

Kinderen van 1-4 jaar, vaker in de herfst en de winter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Symptomen laryngitis subglottica

A
  • heesheid
  • blaffende (zeehonden) hoest
  • toenemende inspiratoire stridor (vooral ‘s avonds)
  • licht verhoogde lichaamstemperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diagnose laryngitis subglottica

A

Diagnostiek meestal niet nodig, bij obstructie kan intubatie onder narcose mogelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Behandeling laryngitis subglottica

A

Is meestal self limiting, er wordt eenmalige glucocorticoïd injectie gegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Epiglottitis

A

acute zwelling van de epiglottis, veroorzaakt door H. influenza type B

Leidt zonder behandeling tot verstikking, maar is zeldzaam sinds HIB vaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Symptomen epiglottitis

A
  • Kind heeft hoge koorts en is acuut ernstig ziek
  • Snel progressieve inspiratoire stridor
  • Kind zit rustig en rechtop, kin vooruit en heeft slikpijn wat leidt tot kwijlen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat moet je niet doen bij een epiglottitis?

A

Met spatel in de keel kijken, kan leiden tot acute obstructie. Je moet het kind rustig houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Diagnose epiglottitis

A

Keeluitstrijksel en bloedkweek na een laryngoscopie onder narcose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Behandeling epiglottitis

A

Intubatie onder narcose, antibiotica tegen H. influenza. Na enkele dagen herstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bronchiolitis

A

Veel voorkomende acute virale luchtweginfectie bij kinderen, vaak veroorzaakt door RSV. Vooral in de herfst en wintermaanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Symptomen bronchiolitis

A

Begint met een verkoudheid en ontwikkelen tot progressieve dyspnoe, hoesten en een licht verhoogde temperatuur. Kind kan intrekkingen vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Auscultatie bronchiolitis
Diffuus inspiratoire crepitaties en expiratoir piepende geluiden
26
Diagnose acute bronchiolitis
RSV PCR test in een neusspoelsel, transcutane zuurstofsaturatie meten. Bij een dreigende resp. insuf. X-thorax maken.
27
Behandeling bronchiolitis
Vooral ondersteunend (zuurstof, voldoende vochtinname). In ernstige gevallen IC opname en mechanische beademing. SABA's kunnen gebruikt worden als ze merkbaar effect hebbeen, coritcosteroiden niet aanbevolen.
28
Pneumonie kinderen presentatie
* 90% tachypnoe * hoesten * ronchi * crepitaties * koorts tussen de 3 maanden en 5 jaar oud meestal virale oorzaak (RSV, influenza, adenovirus) X-thorax gouden standaard
29
Astma
chronische ontsteking van de mucosa met slijmvlieszwelling, slijmvorming en contractie van de bronchiën. Begint vaak al op de kinderleeftijd.
30
Symptomen astma
* piepende ademhaling * benauwd * kortademigheid * hoesten vooral snachts of in vroege ochtend
31
Wat kun je vinden in bloed bij allergisch astma?
IgE
32
Wat kan diagnose astma waarschijnlijker maken?
reversibiliteitsmeting * 12% verbetering van FEV1 na bronchodilatator = reversibiliteit
33
Medicatie astma
1. Kortwerkende beta2 receptor agonist 2. Inhalatiecorticosteroid, als niet werkt dosis verhogen 3. langwerkende beta 2 receptor agonist, M-receptor antagonist of theofylline 4. Oraal steroid, montelukast of omalizumab
34
Symptomen longcarcinoom
* Hoesten (met sputum) * afvallen * dyspnoe * algemene malaise Klachten ontwikkelen vaak langzaam
35
Wat doe je bij verdenking longcarcinoom?
CT scan maken, voor de diagnose is weefsel nodig (BAL, biopt, transthoracale punctie)
36
TBC
Meestal veroorzaakt door myobacterium tuberculosis. Microbiele antigenen worden uit de alveoli door DC opgenomen en aangeboden in de lymfeklieren, vervolgens ontstaat er een granuloom vooral in de top van de long Is een B1 meldingsplichtige ziekte, mycobacterium kweek gouden standaard mantoux of interferontest kan besmetting voor TBC aantonen
36
37
Behandeling TBC
* isoniazide 6 maanden * rifampicine 6 maanden * pyrazinamide 2 maanden * ethambutol tot goede gevoeligheid bekend
38
Kinkhoest
Typische vorm van hoesten, veroozaakt door Bordetella pertussis B2 meldingsplichtige ziekte
39
Diagnostiek kinkhoest
PCR
40
3 fasen kinhoest
1. Catarrale fase: verkoudheid en algehele malaise met milde koorts en een harde droge prikkelhoest vooral snachts 2. Paroxismale fase: hoestaanvallen gevolg door een gierende diepe ademhaling; opgave van helder, taai sputum 3. Reconvalescentie: typische hoeststoten die later overgaan in losse hoest
41
Behandeling kinkhoest
Volwassen: azitromycine 500 mg 1dd 3 dagen Kind: claritromycine
42
Acuut coronair syndroom (ACS)
* Instabiele angina pectoris * ST elevatie MI (STEMI) * non ST elevatie MI
43
Instabiele AP
Door stenose van een coronair vat van meer dan 70% of klein stolsel na ruptuur van een atherosclerotische plaque Reageert vaak op isosorbidenitraat 5mg sublinguaal
44
MI
Plaqueruptuur, stolsel sluit het hele lumen van het coronairvat af
45
Klachten ACS
* mid-sternale pijn op de borst in rust, langer dan 15 min die uitstraalt naar arm of kaak * drukkende/beklemmende pijn
46
acuut MI
Bij verhoogde cardiale enzymen en/of ECG afwijkingen * STEMI en non STEMI
47
behandeling STEMI
PCI zodat het coronair vat weer zsm open is Ook antitrombotische medicatie, zuurstof en eventueel nitraten
48
Behandeling non STEMI
Behandeling binnen 24 uur Ook antitrombotische medicatie, zuurstof en eventueel nitraten
49
50
Secundaire preventie (golden five)
* aspirine * P2Y12 inhibitor * statine * beta blokker * ACE remmer
51
Trias van Virchow
* Stase van bloed * Verhoogde stollingsneiging * Beschadiging van de vaatwand
52
Waar zorgt longembolie voor in het bloed?
verhoogde pCO2, verlaagde pO2 doordat het arteriele bloed de alveoli niet kan bereiken
53
Behandeling longembolie
I.v. trombolytica en LMWH. Op langer termijn coumarine derivaten. Duur is afhankelijk van patiënt
54
Pericarditis
Ontsteking hartzakje, vaak door influenza. Vaak geen behandeling nodig.
55
Welke marker speelt een rol bij hartfalen als deze verhoogd is?
NT-proBNP
56
NHYA classificatie (ernst hartfalen)
1. Geen beperkingen 2. Milde klachten bij normale inspanning 3. Klachten bij geringe inspanning 4. Klachten in rust
57
Hypertrofische cardiomyopathie
Verdikking hartspier met een wanddikte van 15mm of meer. Vaak asymptomatisch, anders: * Dyspnoe d'effort * POB * Palpitaties * Syncope
58
Gedilateerde cardiomyopathie
Dilatatie van de hartspier en daardoor vermindering van systolische linkerventrikel functie * Hartfalen * ritmestoornissen * geleidingsstoornissen * Kan ook lang geen klachten hebben
59
Artimogene rechterventrikel cardiomyoptathie
Progressieve vervanging van myocardweefsel door vet- en fibreusweefsel. Leidt tot hartritmestoornissen en daarna vaak systolisch hartfalen.
60
Restrictieve cardiomyopathie
Systolische functie normaal, gestoorde vulling van ventrikels
61
Non compactie cardiomyopathie
Aangeboren afwijkingen, hartspierweefsel is verdikt met diepe groeven in de spierlaag * Hartfalen * Ritmestoornissen * Systemische embolieën * Plotse hartdood
62
Familiare hypercholesterolemie
Mutatie in de LDH receptoren waardoor LDL cholesterolwaarde sterk verhoogd is
63
Ritmestoornissen
Lang QT syndroom em Brugada syndroom zijn erfelijk Behandeling is ICD bij klachten of ECG afwijkingen
64
DM2
Metabole aandoening gekenmerkt door hyperglycemie door insulineresitentie en dysfunctie van de beta cellen van eilandjes van Langerhans in de pancreas. Diagnose kan gesteld worden door plasma glucose te meten.
65
Behandeling DM2
1. Niet-medicamenteuze adviezen 2. Metformine 3. Toevoegen van een sulfonylureumderivaat 4. Als onvoldoende langwerkende insuline 5. Intensiveren van de langwerkende insuline
66
Interpretatie bloed-gas analyse
1. Is de pH normaal? <7,35 is acidose, >7,45 alkalose 2. Is er een metabole/respiratoire of gecombineerde afwijking? 3. Is de afwijking volledig, deels of niet gecompenseerd?
67
HCO3- <22 mmol/L
metabole acidose
68
HCO3- >26 mmol/L
metabole alkalose
69
PaCO2 >6 kPa
respiratoire acidose
70
PaCO2 <4,5 kPa
Respiratoire alkalose
70
71
Welke verwekkers komen het meest voor bij UWI?
enterobacteriën (gram negatieve staven), vooral E. coli
72
Behandeling UWI
afwachtend als AB nitrofurantoine 5 dagen als gecompliceerd GEEN nitrofurantoine, maar ciprofoxacine, dan Augmentin en dan cotrimoxazol
73
Welke waarden voor DM2 diagnose?
* Nuchter >7 mmol/L en; * niet nuchtere plasma glucose >11,1 mmol/L en; * Hb1Ac van 6,5% (48 mmol/L) 1 meting is genoeg bij klachten, anders 2 verschillende dagen
74
Bij welke vorm van IBD heb je vaker bloedverlies?
Colitis ulcerosa
75
histologie Crohn
skip lesions van transmurale inflammatie met granulomen en diepe ulceraties (mond tot kont ziekte)
76
histologie colitis ulcerosa
diffuse, (sub)mucosale inflammetie met oppervlakkige ulceraties Begint altijd in het rectum en verspreid naar colon
77
Behandeling IBD
* chirurgie * TNF alfa blokkers * immuunmodulators * corticosteroïden * mesalazine (alleen gebruikt bij ulcerosa, niet bij Crohn)
78
Wat is een veel voorkomende verwekker van reizigersdiarree?
Is vaak bacterieel, E. coli komt veel voor. Het gaat meestal na 5 dagen ongeveer vanzelf over
79
Behandeling reizigersdiarree?
In principe niet, bij milde diarree evt loperamide of ORS. Bij matige diarree kan AB overwogen worden. Bij ernstige diarree azitromycine
80
Wanneer komt post-infectieuze IBS vooral voor?
Na parasitaire infectie, het minst na virale infectie
81
Beeld giardia lamblia
diarree met slijm, flatulentie, misselijkheid, buikkrampen, moeheid, anemie en algehele malaise
82
Behandeling giardiasis
metronidazol
83
Hoe kun je aarsmaden vaststellen?
plakbandpreparaat
84
Behandelen aarsmaden
Mebendazol
85
Wat voor reactie is een contactallergie?
type IV, ook wel vertraagde T-cel gemedieerde reactie genoemd. Eczeem ontstaat na ongeveer 48 uur.
86
Wat doe je bij een prikaccident, wel volledig gevaccineerd maar geen titer bepaald?
cito anti-Hbs bepalen. Indien 10 IE/l beschermd, anders behandelen als non-responder (gevaccineerd, maar anti HBS <10)
87
Wat doe je bij prikaccident, 2 vaccinaties gehad
cito anti HBS bepalen, indien >10 beschermd en doorgaan met vaccinatieschema. Als onder de 10 behandelen als non responder en vaccinatieschema voortzetten.
88
Wat doe je bij prikaccident, 1 vaccinatie gehad
Behandelen als ongevaccineerd
89
Wat doe je bij een hoog risico accident bij ongevaccineerde/non-responder verwonde?
- bron positief: HBIg vaccinatie, na vaccinatie titerbepaling - status bron onbekend, hoog risico seropositiviteit: HBIg vaccinatie en erna titerbepaling - status bron onbekend, laag risico op seropositiviteit: vaccinatie, erna titerbepaling
90
Wat doe je bij een laag risico accident bij ongevaccineerde/non-responder verwonde?
- bron positief: vaccinatie, erna titerbepaling - bron onbekend, hoog risico positief: vaccinatie, erna titerbepaling - bron onbekend, laag risico positief: vaccinatie, erna titerbepaling
91
Wat doen bij prikaccident hepatitis C
anti HCV bepalen bij bron, als positief ook HCV RNA. Als die ook positief is of onbekend moet HCV RNA op maand 1 en 3 bij verwonde bepaald worden.
92
prikaccident HIV positieve bron
PEP geindiceerd en 4 maanden erna HIV screeningstest
93
Risicofactoren urolithiasis
* Weinig drinken * te veel dierlijke eiwitten * oxalaat * teveel keukenzout * infecties aan urinewegen of darmen * erfeijke aanleg
94
Tekenen van weefselinvasie UWI
* koorts * pijn in flank/perineum * verwardheid * koude rillingen * algehele malaise
95
Waarvoor is het teken van Murphy?
Drukpijn onder de rechter ribbenboog, kan passen bij iets van de galwegen
96
Hoe kun je bepalen of er sulfonylureumderivaat gebruikt kan worden?
insuline en C-peptide spiegel
97
Welke waarde verwacht je bij een patiënt met een sulfonylureumderivaat geinduceerde hypoglycemie?
Hoog insuline, hoog C-peptide
98
Hemofilie
Milde vorm: geen spontane bloedingen, wel langer nabloeden. Kan behandeld worden met DDAVP, dit kan factor VIII afgifte tijdelijk verhogen. Er kunnen stollingsfactoren gegeven worden bijv. voor ingrepen. Bij ernstige hemofilie A geef je factor VII en bij B factor IX
99
Ziekte von Willebrand
VWF heeft een lijmfunctie en vervoert factor VIII. Dit komt vaak op kinderleeftijd al tot uiting
100
vit K deficiëntie
verlengde PT bij een normaal trombocytenaantal en normaal fibrinogeen bij ernstig tekort is APTT ook verlengd
100
Aplastische anemie
Zeldzame bloedziekte waarbij het beenmerg te weinig rode, witte bloedcellen en bloedplaatjes aanmaakt. T-lymfocyten vernietigen lichaamseigen stamcellen in beenmerg
101
Hodgkin lymfoom
ontstaat in de lymfeklier en verspreid zich naar de lever. Komt vooral voor tussen 25-35 jaar of >50 jaar. Het is goed te genezen en heeft een verband met EBV.
102
Bij wie komen CLL en folliculair lymfoom vaker voor?
mannen en >60 diffuus grootcellig ook rond de 60
103
DCIS
zichtbaar als calcificaties op mammogram
104
IgA nefropathie
Bij presentatie met alleen hematurie zeer waarschijnlijk.
105
5e ziekte
parvovirus B19 * 4-10 jaar * roze-rood wegdrukbaar maculopapuleus exantheem * slapped cheeks kenmerkend
106
roodvonk
groep A streptokokken, 2-10 jaar met een incubatietijd van 2-7 dagen * rood, ruw, puntvormig exantheem * narcosekapje vrij * frambozentong * vervelling aan handen
107
rode hond
rubellavirus, 6-12 jaar en incubatietijd van 12-23 dagen * kleinvlekkig maculopapululeus confluerend * vooral op romp en gelaat * vlekjes op palatum molle * vaak ziek voor vlekjes heeft meldingsplicht
108
impetigo
door S. aureus of S. pyogenese * rode vlekjes die blaasjes met pus worden en dan goudgele korsten virmen
109
Kawasaki
* vlinder exantheem * rode droge lippen * gezwollen klieren in nek * aardbeientong Er ontstaat een vasculitis. Kan ernstige gevolgen hebben, wordt behandeld met antistoffen en aspirine.
110
Behandeling gonorroe
ceftriaxon 500 mg, i.m. eenmalig
111
Hoe erft BRCA1/2 over?
autosomaal dominant
112
Wat kunnen BRCA1/2 mutatiedragers doen?
Vanaf 25-60 jaar jaarlijks een MRI en klinisch borstonderzoek. Vanaf 30-75 mammografie
113
Criteria voor een familie met erfelijke borstkanker
* mammacarcinoom bij 1 eerstegraads verwant <40 jaar * 2 of meer eerstegraads verwanten met mammacarcinoom <50 jaar * 3 of meer een of tweedegraads verwanten met mammacarcinoom, waarvan 1 tumor voor 50 jaar vastgesteld * ovariumcarcinoom onder 50 jaar en histologisch sereus carcinoom * ovarium/tubacarcinoom en daarbij mammacarcinoom <50 jaar in dezelfde tak van fam of 1 patiënte * prostaatkanker <60 en mammacarcinoom <50 in dezelfde tak van fam of broer/vader met mammacaricnoom en zus met mammacarcinoom
114
Genen mutatie Lynch
* MLH1 * MSH2 * MSH6 * PMS2
115
Lynch
autosomaal dominante aandoening waarbij de patiënt al voor 45 jaar coloncarcinoom ontwikkelt Dunne darmkanker, maagknaker, kanker van de urinewegen en eierstok kanker zijn ermee geassocieerrd
116
Wat wordt geadiviseerd voor dragers van een Lynch mutatie gen?
- tweejaarlijks colonoscopie - bij vrouwen gynaecologisch onderzoek
117
CURB 65
* >65 jaar * confusion * ureum >7 mmol/L * respiratory rate >30/min * BP systolisch <90 of diastolisch <60 mmHg
118
qSOFA
* BD <100 * GDS (bewustzijn) <13 * AH >22/min
119
Behandeling urosepsis
augmentin + eenmalig gentamicine i.v. OF 2e generatie cefalosporine i.v. + eenmalig gentamicine i.v. OF 3e generatie cefalosporine i.v.
120
erysipelas vs cellulitis
erysipelas: scherp begrensd erytheem. Bij cellulitis zit het dieper dus minder goed begrensd
121
Verwekkers erysipelas
S. pyogenes en betahemolytische streptokokken
122
Behandeling erysipelas
flucloxacilline of clindamycine
123
Verwekkers cellulitis
S. aureus, H. influenzae, streptokokken
124
Behandeling cellulitis
flucloxacilline
125
Verwekker lyme artritis
Borrelia Burgdorferi spirocheet
126
Behandeling lyme
Doxycycline, amoxicilline, ceftriaxon Ontstekingsremmers of DMARDS voorschrijven
127
uveitis
* anterior: pijn, fotofobie, verminderde visus * posterior: visusdaling, vertroebeling, meestal pijnloos
128
conjunctivitis
roodheid, irritatie, oedeem en pussige secretie * 80% bacteriële oorzaak: S. aureus, S. pneumoniae, H. influenzae * unilateraal begin gaat vaak na 1-2 dagen over in bilateraal viraal geeft roodheid, waterige en soms bloederige secretie
129
130
keratitis
infectie van de cornea * pijn, fotofobie, vertroebeling van cornea en roodheid conjunctiva vaak door contactlezen, niet-chirurgisch traume en dragen zachte contactlenzen na beschadiging
131
cellulitis orbitae
infectie rondom 1 oog en zorgt voor fors gezwollen oogleden post-septaal is visusbedreigend
132
endophtalmitis
vaak sprake van exogene oorzaak acuut en late onset
133
diverticulitis
ontsteking van divertikel van colon * aanhoudende scheroe pijn (links onder) * dyspeptische klachten * wisselende deficatie * misselijkheid, evt met braken en koorts Paracetamol als pijnstiller
134
Gewrichten van de schouder
* art. glenohumeralis * art. acromioclavicularis * art. sternoclavicularis * art. scapulothoracalis
135
Rotator cuff
* m. supraspinatus * m. infraspinatus * m. teres minor * m. subscapularis
136
Longfibrose
* afgenomen totale longcapaciteit * afgenomen FEV1 * normaal of licht verhoogde FEV1/VC * normaal of agenomen restvolume * afgenomen vitale capaciteit * afgenomen functional residual capacity diffusiecapaciteit neemt af
137
138
Pirfenidon
bij longfibrose; antifibrotisch medicijn dat ontstekingsremmende antifibrotische eigenschappen heeft.
139
Nintedanib
Bij longfibrose; Tyrosinekinaseremmer die signaalroutes remt bij de vorming van littekenweefsel betrokken zijn
140
idiopatische longfibrose
* mannen boven de 60 * roken * beroepsexpositie
141
pathologie idiopathische pulmonale fibrose
Bij schade aan de longen treedt er een reactie op gemedieerd door type 2 alveolaire epitheelcellen en myofibroblasten, er is een malfunctie bij IPF in die cellen. Bij IPF stoppen myofibroblasten niet met samentrekken waardoor het longweefsel samenkrimpt, wat leidt tot restrictie van longvolume.
142
Wat zijn de schokbare ritmes?
ventrikeltachycardie en ventrikelfibrilleren
143
Hoe werken glucocorticosteroïden?
* suppressie van cytokineproductie * inhibitie van lymfocytenproliferatie * inhibitie van antistofproductie * inhibitie van fagocytose Door een verhoogde hoeveelheid glucocorticosteroid wordt de ACTH afgifte geremd --> cortisol en androgenen concentraties nemen af Worden vaak ontstekingsremmend gebruikt
144
Wat gebruik je bij bijnierschorsinsufficiëntie?
* primair: hydrocortison en fludrocortison * secundair: alleen hydrocortison omdat het aldosteron systeem nog intact is De dosis wordt verhoogd bij stress/ziekte
145
Wat is geïndiceerd bij een overdosis opioiden?
naloxon
146
Wat is geïndiceerd bij een overdosis benzodiazepines?
flumazenil
147
Wat is geïndiceerd bij een overdosis stimulerende middelen?
sedatie, eventueel benzodiazepinen
148
Wat doe je bij een ingestie intoxicatie?
* Niet braken * Mond spoelen en klein glas water drinken mag bij niet bijtende stoffen (petroleum) mag je niet drinken
149
Wat doe je bij inhalatie intoxicatie?
* eigen veiligheid voorop * voorzichtig omgaan met beademen bij reanimatie, cyanide en organofosfaten is gevaarlijk. Koolstofmono-oxide vergiftiging niet
150
Wat doe je bij transdermale intoxicatie?
* Zelf handschoenen dragen * bij blootstelling aan toxische stoffen moet kleding etc verwijderd worden en 45 met lauw water spoelen
151
152
Zorgvuldigheidseigen euthenasie
* er is ondraaglijk en uitzichtloos lijden * er is sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt * het moet medisch zorgvuldig worden uitgevoerd * er is goede voorlichting en er is geen ander redelijk alternatief * de SCEN arts moet de patient zien en schriftelijk zijn/haar oordeel geven over de patiënt en deze eisen. Dit is niet bindend voor de behandelend arts, maar die moet onderbouwen waarom hij ervan af ziet * de euthenasie moet gemeld worden
153
pH <7,35; HCO3 en pCO2 laag
metabole acidose, respiratoir gecompenseerd
154
pH<7.35; pCO2 en HCO3- hoog
respiratoire acidose, metabool gecompenseerd
155
pH >7,45; HCO3- en pCO2 hoog
metabole alkalose, respiratoir gecompenseerd
156
156
pH >7,45; pCO2 en HCO3- laag
respiratoire alkalose, metabool gecompenseerd
157
complicaties 5e ziekte
* aplastische crise bij patiënten met chronische hemolytische anemie * intra-uterine vruchtdood <20 weken
158
complicaties roodvonk
* OMA * NWDI * sepsis * peritonsillair abces/infiltraat * STSS * acuut reuma * poststreptokokken glomerulonefritis alleen bij deze complicaties meldingsplicht
159
complicaties rode hond
* trombocytopenische purpera * GBS * encefalitis
160
161