integratietoets jaar 2 Flashcards

1
Q

Bij wie komt cystitis het meeste voor?

A

vrouwen tussen de 15 en 24 jaar en ouder dan 60 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de aangewezen diagnostiek bij een cystitis?

A

Urineonderzoek. Positieve nitriettest, positieve sedimenten en aanwezigheid van leukocyten zijn aanwijzingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Diabetes Mellitus type 1?

A

Auto-immuunziekte van de beta-cellen in pancreas. Onvoldoende insuline productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Diabetes Mellitus type 2?

A

verminderde gevoeligheid voor insuline en verminderde insulinesecretie in de pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij wie komt Diabetes mellitus het meeste voor?

A

ouderen of mensen met Hindoestaanse afkomst. Vaker bij mannen dan vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de klachten bij diabetes mellitus? (4)

A
  • dorst
  • veel drinken
  • veel plassen
  • gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de aangewezen diagnostiek bij eczeem?

A

Bij verdenking op een voedselallergie kan er een voedselprovocatietest uitgevoerd worden. Verder kan IgE- bepaling in het bloed verricht worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer spreekt men van epilepsie?

A

Bij twee of meer aanvallen per jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij wie komt Hypothyreoïdie het meeste voor?

A

Vrouwen en mensen rond 60e levensjaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom mag bij kinderen geen keelonderzoek gedaan worden met het vermoeden van epiglottis?

A

Als deze kinderen schrikken of gaan huilen kan de epiglottis de luchtpijp afsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe is de verhouding van de incidentie van longcarcinoom bij mannen en vrouwen?

A

De incidentie bij vrouwen neemt toe en bij mannen af. Dit hangt samen met het rookgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij wie komt een maagcarcinoom vooral voor en op welke leeftijd?

A

Bij mensen ouder dan 75 en vaker bij mannen. Bij mensen met een leeftijd onder de 45 jaar wordt dit bijna niet gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een infectie met welk micro-organisme is gerelateerd aan het ontstaan van een maagcarcinoom?

A

Helicobacter pylori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de aangewezen diagnostiek bij osteoporose?

A

DEXA-scan. Hierbij wordt de botdichtheid gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke mensen komt SLE vooral voor?

A

Mensen met een afro-amerikaanse, Latijns-amerikaanse of Aziatische afkomst. Vaker bij vrouwen dan bij mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent pollakisurie?

A

in kleine hoeveelheden plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij welke hoeveelheid van micro-organismen is sprake van bacteriegroei bij kweken met gevoeligheidsbepaling?

A

meer dan 10^5 micro-organismen/ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de 4 bone-criteria voor sepsis?

A
  1. koorts boven de 38,5 graad of hypothermie onder 36 graden
  2. tachycardie >90/min
  3. leukocytose >12x10^9/l
  4. tachypnoe >20/min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke antivirale therapie wordt gegeven bij CMV?

A

(val)galganciclovir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Door welke bacterie wordt kinkhoest veroorzaakt?

A

Bordetella pertussis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Op basis van welke criteria wordt PDS gediagnosticeerd?

A

Rome-IV criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 2 verschillen tussen een pneumonie en een acute bronchitis

A
  1. pneumonie presenteert zich over het algemeen ernstiger

2. Bij een pneumonie zijn op de x-thorax wél afwijkingen te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de verwekker van epiglottitis?

A

Haemophilus influenza type B

24
Q

Wat is het meningitis trias?

A

hoofdpijn, koorts en nekstijfheid

25
Wat is salpingitis?
eileiderontsteking
26
Welk soort stenen zijn de meest voorkomende bij nierstenen?
calciumstenen
27
Wanneer ontstaat koliekpijn?
Wanneer een holle ruimte (zoals de ureter) afgesloten wordt en gaat samentrekken
28
Waardoor worden knieklachten bij kinderen vaak veroorzaakt?
Heuppathologie (referred pain)
29
Wat is positief Signe de Rabot?
Pijn bij het verschuiven van de patella ten opzichte van de ondergrond
30
met welk HLA type is Reumatoïde artritis geassocieerd?
HLA-DR4
31
Bij wie komt M. Bechterew het meeste voor?
Meer bij mannen dan bij vrouwen en ontstaat vaak op jongvolwassen leeftijd
32
Wat is bij kinderen onder de 5 jaar in 50% van de gevallen de verwekker voor diarree?
Rotavirus
33
Wat is de eerste keus van behandeling bij schistosomiasis?
praziquantel, altijd behandelen.
34
Welke verwekker is wereldwijd de belangrijkste oorzaak van acute diarree?
Campylobacter jejuni
35
Hoe wordt de diagnose Coeliakie gesteld?
Bloedonderzoek. Antistoffen tegen tissue transglutaminase (anti-tTG) en HLA-typering gemeten. Bij positieve HLA-DQ2 of -DQ8 en anti-tTG 10x verhoogd is eer sprake van coeliakie.
36
Welk type hepatitis komt op kinderleeftijd het meeste voor?
Hepatitis A. Komt vooral voor in landen met slechte sanitaire voorzieningen. Transmissie via de face-orale route.
37
In welke 3 gevallen spreken we van een gecompliceerde urineweginfectie?
1. UWI bij risicogroepen 2. UWI met tekenen van weefselinvasie 3. UWI bij kinderen
38
Wat is de empirische therapie bij een gecompliceerde UWI?
ciprofloxacine (7 dagen), Augmentin (10 dagen) of cotrimoxazol (10 dagen)
39
Wat zijn veelvoorkomende bijwerkingen bij gebruik van Augmentin? (4)
diarree, misselijkheid, braken en candidiasis
40
Wat is een typische opportunistische infectie bij Hiv-patiënten met een laag CD4-gehalte?
Pneumocystis jirovecii pneumonie (PJP)
41
Welke antibiotica mag bij een zwangere vrouw met verdenking op urosepsis wél gegeven worden?
Augmentin en cefuroxim
42
Op welke typen kanker is er een verhoogde kans bij aanwezigheid van BRCA-1 of -2 mutatie?
eierstok- en pancreaskanker
43
Wat is de gouden standaard voor het stellen van de diagnose maagcarcinoom?
gastroscopie en een biopt
44
Waarom wordt er doorgaans geen cytologische punctie uitgevoerd bij de verdenking op een Hodgkin lymfeoom?
De Reed-Sternberg cellen zitten in een reticulinenetje en worden bij punctie niet opgezogen. Daarom wordt er altijd een lymfklierextirpatie gedaan
45
Welk type NSCLC heeft een sterke relatie met roken? Is deze vorm centraal of juist perifeer in de long gelegen?
Plaveiselcel carcinoom, vooral centraal
46
Welke 2 oncogene mutaties kent het adenocarcinoom van de long? Welke komt vooral voor bij rokers?
EGFR (10-30%, niet-rokers) en K-ras (30%, rokers). De EGFR-mutatie variant kan behandeld worden met tyrosine kinase remmers
47
Welk type UV-straling draagt sterk bij aan verbranding en zorgt voor de vitamine-D aanmaak?
UV-B
48
Welke overerving heeft FAP?
autosomaal dominant
49
Welke overerving heeft AFAP?
autosomaal dominant
50
Welke overerving heeft MAP?
autosomaal recessief
51
Welke overerving heeft het LYNCH-syndroom?
autosomaal dominant. Vaak al voor het 45e levensjaar een coloncarcinoom ontwikkeld
52
Welke overerving heeft BRCA-1 en -2?
autosomaal dominant
53
Wat is de behandeling bij een anafylactische shock?
Zo snel mogelijk toedienen van epinefrine/adrenaline. Vaak worden ook antihistaminica en corticosteroïden gegeven.
54
Onder welke totale score van de EMV heb je een indicatie voor intubatie?
onder de 8
55
Welk effects-model gaat ervanuit dat er geen heterogeniteit tussen de bepaalde studies is?
fixed-effects model
56
Wat is een adjusted analyse?
Wanneer er na randomisatie toch verschillen wat betreft de baseline karakteristieken tussen 2 studiegroepen optreedt, kan hiervoor worden gecorrigeerd door statistische bewerkingen.