japans-nederlands Flashcards
(46 cards)
1
Q
oefenzaal
A
dojo
2
Q
met zijkant controleren
A
gesa
3
Q
heup
A
goshi/koshi
4
Q
begin
A
hajime
5
Q
strafpunt, uitsluiting
A
hansokumake
6
Q
links
A
hidari
7
Q
onbeslist
A
hikiwake
8
Q
fundamenteel
A
hon
9
Q
beslissing winnaar door sheidsrechter
A
hontai
10
Q
10 punten (winnaar)
A
ippon
11
Q
natuurlijke verdedigingshouding
A
jigotai
12
Q
zachte weg
A
judo
13
Q
judokledij
A
judogi
14
Q
hij die judo beoefent
A
judoka
15
Q
worp
A
kake
16
Q
klemmen
A
kansetsu
17
Q
klein
A
ko
18
Q
variant
A
kuzure
19
Q
onevenwicht
A
kuzushi
20
Q
wacht/stop
A
matte
21
Q
rechts
A
migi
22
Q
op grond
A
ne
23
Q
groot
A
o
24
Q
gordel
A
obi
25
houdgreep
osae komi
26
oefengevecht
randori
27
groet
rei
28
strafpunt
shido
29
vier punten controleren
shiho
30
wurgen
shime
31
natuurlijke(lichaams) houding (voeten op schouderbreedte)
shisen hontai/shisen tai
32
einde gevecht/les
sore made
33
buitenwaarts
soto
34
rechtstaand
tachi
35
mat
tatami
36
recht verticaal
tate
37
houdgreep verbroken
toteka
38
hij die uitvoert
tori
39
voorbereiding
tsukuri
40
veelvoudig oefenen van een beweging
uchi komi
41
binnenwaarts
uchi
42
hij die ondergaat
uke
43
techniek
waza
44
7punten
waza ari
45
bijden soepel aanvallen zonder de anderen te blokkeren
yaku soku geiko
46
5punten
yuko